Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 15 oktober 2013, met nummer RK 13/1770. Het beroep is ingesteld door de klager, geboren in 1984, die een klaagschrift had ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager werd vertegenwoordigd door mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, die bij schriftuur een middel van cassatie heeft voorgesteld. Deze schriftuur is aan de beschikking gehecht en maakt daar deel van uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 17 maart 2015 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.