ECLI:NL:HR:2015:633

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
13/04124
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de appeldagvaarding wegens gebrekkige uitreiking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij de appeldagvaarding nietig werd verklaard. De advocaat van de verdachte, mr. A.R. Kellermann, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Hof voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de aan de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking niet voldeed aan de vereisten van artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. De akte vermeldde niet waarom de dagvaarding niet was uitgereikt en er was geen bewijs dat een bericht van aankomst aan de woning van de verdachte was achtergelaten. Dit was in strijd met de wettelijke bepalingen die vereisen dat een gerechtelijk schrijven daadwerkelijk moet worden aangeboden aan de woning van de geadresseerde, met achterlating van een bericht van aankomst indien niemand is aangetroffen.

Het Hof had kennelijk geoordeeld dat aan deze vereisten was voldaan, maar de Hoge Raad vond dit oordeel niet begrijpelijk gezien de inhoud van de akte van uitreiking. Daarom verklaarde de Hoge Raad de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig, waardoor de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig.

Uitspraak

17 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/04124
DAZ/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 maart 2013, nummer 22/003481-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.R. Kellermann, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de appeldagvaarding ten onrechte niet nietig heeft verklaard. Het betoogt daartoe dat niet blijkt dat een bericht van aankomst is achtergelaten.
2.2.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevindt zich een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, die niet vermeldt waarom die dagvaarding op 4 januari 2013 niet is kunnen worden uitgereikt, terwijl uit die akte evenmin blijkt dat een bericht van aankomst is achtergelaten aan de woning van de verdachte.
2.3.
Art. 588 Sv luidt als volgt:
"1. De uitreiking geschiedt:
(...)
b. aan alle anderen: in persoon of indien betekening in persoon niet is voorgeschreven en de mededeling in Nederland wordt aangeboden:
1°. aan het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, dan wel,
(...)
3. Indien in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° (...),
(...)
b. niemand wordt aangetroffen, geschiedt de uitreiking aan de geadresseerde of aan een door deze gemachtigde op de plaats die vermeld wordt in een schriftelijk bericht dat op het in de mededeling vermelde adres wordt achtergelaten. Uitreiking aan een door de geadresseerde schriftelijk gemachtigde geldt als betekening in persoon;
c. geen uitreiking heeft kunnen geschieden, wordt de mededeling teruggezonden aan de autoriteit van welke zij is uitgegaan. Indien blijkt dat de geadresseerde op de dag van aanbieding en tenminste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisregistratie personen was ingeschreven op het in de mededeling vermelde adres, wordt de mededeling vervolgens uitgereikt aan de griffier van de rechtbank van het arrondissement waar de zaak zal dienen of laatstelijk heeft gediend. Het openbaar ministerie zendt alsdan een afschrift van de mededeling onverwijld toe aan dat adres, van welk feit aantekening wordt gedaan op de akte van uitreiking, bedoeld in artikel 589."
2.4.
Uit het samenstel van de bepalingen van het eerste en het derde lid van art. 588 Sv vloeit voort dat, alvorens wordt overgegaan tot de uitreiking van het gerechtelijk schrijven aan de griffier van de rechtbank, het schrijven daadwerkelijk moet zijn aangeboden aan de woning van de geadresseerde, met achterlating van een bericht van aankomst indien aldaar niemand is aangetroffen. Gelet op de hiervoor onder 2.2 weergegeven inhoud van de akte van uitreiking, is het kennelijke oordeel van het Hof dat daaraan in deze zaak is voldaan, niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de appeldagvaarding nietig verklaren.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 maart 2015.