Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 januari 2015.
Hoge Raad
Op 13 januari 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 9 juli 2013. De verdachte, geboren in 1986, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het eerdergenoemde arrest. De verdediging werd gevoerd door mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof bevestigt en het beroep verwerpt.
De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.