ECLI:NL:HR:2015:55

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
13 januari 2015
Zaaknummer
14/00108
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging in schoolgebouw

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De feiten spelen zich af op 19 juli 2011 in een schoolgebouw aan de Alexander Dumaslaan in Amsterdam. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft openlijk geweld gepleegd tegen een slachtoffer, waarbij onder andere met een boek is geslagen en haren zijn getrokken. De verdediging betwist de bewezenverklaring van openlijk geweld, omdat het voorval zich in een school heeft afgespeeld en niet aan de openbare weg zou zijn gepleegd.

De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring van openlijk geweld niet zonder meer kan worden afgeleid uit de bewijsvoering, aangezien het geweld zich in een schoolgebouw heeft afgespeeld. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak A en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van het hoger beroep.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de context waarin geweld plaatsvindt en de noodzaak om de term 'openlijk' in de juiste context te interpreteren. De beslissing heeft gevolgen voor de beoordeling van geweldpleging in situaties waar de toegankelijkheid voor derden beperkt is, zoals in een schoolomgeving.

Uitspraak

13 januari 2015
Strafkamer
nr. S 14/00108 J
KD/LNU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 november 2013, nummer 23/004300-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van zaak A en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het in zaak A tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd "aan de openbare weg, Alexander Dumaslaan".
2.2.1.
Aan de verdachte is in zaak A tenlastegelegd dat:
"zij op of omstreeks 19 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Alexander Dumaslaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het (met kracht) met een boek in en/of tegen het gezicht slaan van [slachtoffer] en/of
- het eenmaal of meermalen (met kracht) haren uit het hoofd van [slachtoffer] trekken en/of [slachtoffer] (met kracht) aan haar haren trekken."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"zij op 19 juli 2011 te Amsterdam, met een ander, aan de openbare weg, Alexander Dumaslaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het met een boek tegen het gezicht slaan van [slachtoffer] en
- het met kracht haren uit het hoofd van [slachtoffer] trekken en [slachtoffer] met kracht aan haar haren trekken."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal met nummer 2011184317-1 van 22 juli 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina's 1-3].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 juli 2011 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer]:
lk ben leerling op basisschool Het Klaverblad, gevestigd Alexander Dumaslaan 7, Amsterdam Zuidoost. Op 19 juli 2011 was ik op school. Ik zat met de klas in de zogenaamde 'tea room' te wachten. Tijdens het wachten ontstond er een woordenwisseling tussen twee meisjes uit mijn klas: [betrokkene 1] en [verdachte].
Ik zag dat [betrokkene 1] met het boek een zwaaiende beweging maakte in de richting van mijn gezicht. Ik voelde direct hierop hevige pijn op mijn onderlip en mijn voorhoofd. Ik voelde tevens een pijnscheut boven mijn linkeroog.
Ik zag vervolgens dat [betrokkene 1] haar linkerarm in de richting van mijn hoofd bewoog. Ik voelde hierop een hevige pijn aan mijn haren. Kennelijk had [betrokkene 1] mij aan mijn haren getrokken. Ik zag dat [verdachte] en [betrokkene 1] wederom mijn haren pakten. Ik voelde een enorme pijn op mijn hoofd. Ik zag dat [verdachte], en [betrokkene 1] strengen van mijn haar in hun handen vasthielden.
2. Een proces-verbaal met nummer 2011184317-2 van 12 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina's 6-9].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 september 2011 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
[slachtoffer] zat bij mij in de klas op de basisschool. We zaten in de tearoom. Ik sloeg haar met een boek. Toen begonnen we te vechten. We hebben geslagen, geschopt en aan haren getrokken. U laat mij een foto zien waarop te zien is dat haarextensions uit het hoofd van [slachtoffer] zijn getrokken. Dat heb ik gedaan. Dat is gebeurd tijdens het vechten.
3. Een proces-verbaal met nummer 2011184317-4 van 30 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina's 10-13].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 september 2011 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte:
[slachtoffer] zat bij mij op de basisschool. We zaten in de tearoom te wachten. Toen sloeg [betrokkene 1] [slachtoffer] met een boek. Toen begonnen ze te vechten. Ik trok [slachtoffer] aan haar haar.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 5 november 2013. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 19 juli 2011 was ik op de basisschool. Ik zag dat [betrokkene 1] met een boek op het hoofd van [slachtoffer] sloeg en dat zij vervolgens begonnen te vechten. Ik heb ze toen allebei aan de haren getrokken.
5. Een proces-verbaal van 7 februari 2013, opgemaakt door mr. Q.R.M. Falger, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 februari 2013 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
We waren die dag (het hof begrijpt: op 19 juli 2011) met twee groepen 8 aan het wachten. [betrokkene 1] raakte mij met een boek. Het boek kwam tegen mijn hoofd. [verdachte] heeft verreweg de meeste haren getrokken. Het ging allemaal heel snel.
6. Een proces-verbaal van 7 februari 2013, opgemaakt door mr. Q.R.M. Falger, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 februari 2013 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik was de juf van [slachtoffer] en [betrokkene 1]. De kinderen waren aan het wachten in de tearoom. Bij binnenkomst in de tearoom zag ik [slachtoffer] huilen. Ik zag plukken haar en extensions op de grond en op de tafel. Ik zag een kale plek op [slachtoffer] hoofd."
2.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van deze bewezenverklaring - voor zover in cassatie van belang - het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman - kort gezegd - aangevoerd dat geen sprake is van het openlijk in vereniging plegen van geweld, nu geen "openlijk" geweld aan de openbare weg is gepleegd. De omschrijving in de tenlastelegging is feitelijk onjuist, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt te dien aanzien als volgt.
Openlijk geweld ziet op onverholen, niet heimelijk bedreven daden, die voor derden zichtbaar konden zijn. Het voorval speelde zich in dit geval af in een school, gelegen aan de openbare weg, Alexander Dumaslaan, en het geweld vond onverholen plaats, in de aanwezigheid van andere leerlingen. Het hof is daarom van oordeel dat hier sprake is van openlijk geweld. Dat niet iedereen vrije toegang had tot de school of tot de ruimte waarin het ten laste gelegde zich voordeed, doet daaraan niet af."
2.3.
In aanmerking genomen dat "het voorval" zich blijkens de door het Hof gebezigde bewijsvoering afspeelde in een schoolgebouw, kan de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte geweld heeft gepleegd "aan de openbare weg, Alexander Dumaslaan" niet zonder meer worden afgeleid uit de inhoud van die bewijsvoering. De bestreden uitspraak is derhalve in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak A en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 januari 2015.