Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 16 november 2011. De verdachte, geboren in 1947, heeft beroep ingesteld tegen een verstekarrest. De advocaat van de verdachte, mr. B.P. de Boer, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep. De kern van het geschil betreft de vraag of de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is verzonden. Het middel klaagt dat het Hof de dagvaarding ten onrechte niet nietig heeft verklaard, omdat niet is aangetoond dat deze overeenkomstig artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar het adres van de verdachte in België is verzonden. De Hoge Raad heeft de gronden van de Advocaat-Generaal gevolgd en geoordeeld dat het middel terecht is voorgesteld. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 maart 2015.