Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
3 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf was verkregen door middel van braak en inklimming. De feiten betroffen een diefstal op 7 september 2012 in een psychologenpraktijk te Leeuwarden, waar twee laptops werden weggenomen. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 101 dagen, waarbij het belang van de verdachte bij het cassatieberoep niet evident werd geacht, gezien de omstandigheden van de zaak en de opgelegde straf. De schriftuur van de verdachte bevatte echter niet de vereiste toelichting over het belang bij het cassatieberoep, zoals eerder vereist in de rechtspraak. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.