Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
13 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 maart 2013 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1989, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. N. van Schaik, heeft middelen van cassatie voorgesteld, welke zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten door feitelijke gedragingen te bewezenverklaren die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen.
De Hoge Raad concludeert dat de in hoger beroep door de Advocaat-Generaal gevorderde wijziging van de tenlastelegging door het Hof is toegewezen. Dit blijkt uit de weergave van de tenlastelegging in het arrest en de voorafgaande zinsnede die aangeeft dat de tenlastelegging in eerste aanleg en hoger beroep is gewijzigd. De Hoge Raad merkt op dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep geen informatie bevat over de inhoud van de gevorderde wijziging, wat het gevolg is van een kennelijke misslag. De Hoge Raad leest de stukken met verbetering van deze misslag, waardoor het middel zijn feitelijke grondslag verliest.
De Hoge Raad heeft ook het tweede middel beoordeeld, maar oordeelt dat dit niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep.