Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Procesverloop
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beoordeling van de overige middelen.
5.Slotsom
6.Beslissing
3 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de tenlasteleggingen van diefstal van kentekenplaten en benzine. De Politierechter had de inleidende dagvaarding nietig verklaard wegens innerlijke tegenstrijdigheid. De Hoge Raad oordeelt dat de Politierechter niet de hoofdzaak heeft beslist met betrekking tot de vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde feit, waardoor artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is. Het Hof heeft de geldigheid van de dagvaarding aangenomen en is vervolgens in de hoofdzaak getreden, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet heeft onderzocht of de verdachte op de hoogte was van de zitting, wat een schending van zijn verdedigingsbelang kan zijn. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.