ECLI:NL:HR:2015:507

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
13/01909
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vrijspraak en nietigheid van dagvaarding in strafzaak betreffende diefstal van kentekenplaten en benzine

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de tenlasteleggingen van diefstal van kentekenplaten en benzine. De Politierechter had de inleidende dagvaarding nietig verklaard wegens innerlijke tegenstrijdigheid. De Hoge Raad oordeelt dat de Politierechter niet de hoofdzaak heeft beslist met betrekking tot de vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde feit, waardoor artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is. Het Hof heeft de geldigheid van de dagvaarding aangenomen en is vervolgens in de hoofdzaak getreden, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet heeft onderzocht of de verdachte op de hoogte was van de zitting, wat een schending van zijn verdedigingsbelang kan zijn. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

Uitspraak

3 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/01909
DAZ/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 15 maart 2013, nummer 24/001928-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J. van Weerden, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, en tot verwerping voor het overige.

2.Procesverloop

2.1.
Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding, na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, tenlastegelegd dat:
"1
hij in of omstreeks de periode 16 mei 2011 tot en met 11 juni 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer kentekenplaten, te weten:
- [AA-00-AA] en/of
- [BB-00-BB] en/of
- [CC-00-CC] en/of
- [DD-00-DD],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- [A] B.V. en/of
- [betrokkene 1] en/of
- [betrokkene 2] en/of
- [betrokkene 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door het wegnemen van een/de kentekenpla(a)t(en) van een/de voertuig(en);
(...)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 16 mei 2011 tot en met 11 juni 2011 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) opzettelijk (uit winstbejag) (een) door misdrijf verkregen kentekenpla(a)t(en) voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen;
(...)
2
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2011 tot en met 07 juni 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het pompstation Shell Draaiersplaats (vestiging Rotterdamweg 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door de benzine in de brandstoftank te tanken."
2.2.
De Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad heeft ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde onder het opschrift "Geldigheid van de dagvaarding" als volgt overwogen en beslist:
"De politierechter oordeelt dat de tenlastelegging, zowel ten aanzien van feit 1 primair als ten aanzien van feit 2, innerlijk tegenstrijdig is. Onvoldoende helder is of de verdachte wordt beschuldigd van medeplegen van diefstal van kentekenplaten of van de medeplichtigheid bij die diefstallen. Volgens het wettelijk stramien dient de vraag naar de geldigheid van de dagvaarding beantwoord te worden voordat de vraag naar de bewijsbaarheid van de in die dagvaarding verwoorde beschuldiging aan de orde komt. De politierechter komt dan ook niet toe aan het eventueel niet bewezen verklaren van de op de medeplichtigheid ziende bestanddelen, laat staan aan de vraag of dat niet-bewezen verklaren de hiervoor bedoelde onduidelijkheid weg zou nemen zoals de officier van justitie heeft betoogd."
Voorts heeft de Politierechter de verdachte vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
2.3.1.
De Officier van Justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 december 2012 houdt in dat het Hof verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte en voorts dat de Advocaat-Generaal aldaar de wijziging van de tenlastelegging heeft gevorderd. Voormeld proces-verbaal houdt verder in dat het Hof deze vordering heeft toegewezen. De aan genoemd proces-verbaal gehechte "vordering wijziging tenlastelegging" houdt in als omschrijving van die gevorderde wijziging dat:
"Feit 1 primair
hij in of omstreeks de periode 16 mei 2011 tot en met 11 juni 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer kentekenplaten, te weten;
- [AA-00-AA] en/of
- [BB-00-BB] en/of
- [CC-00-CC] en/of
- [DD-00-DD],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- [A] B.V. en/of
- [betrokkene 1] en/of
- [betrokkene 2] en/of
- [betrokkene 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(...)
Feit 1 subsidiair
hij in of omstreeks de periode 16 mei 2011 tot en met 11 juni 2011 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) opzettelijk (uit winstbejag) (een) door misdrijf verkregen kentekenpla(a)t(en) voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen.
(...)
Feit 2 (...)
hij in of omstreeks de periode 15 mei 2011 tot en met 07 juni 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten delen toebehorende aan het pompstation Shell Draaiersplaats (vestiging Rotterdamweg 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)."
2.3.2.
Voormeld proces-verbaal houdt verder het volgende in:
"De advocaat-generaal voert het woord - zakelijk weergegeven -:
Ik stel mij op het standpunt dat de behandeling van de zaak vandaag voortgezet kan worden buiten de aanwezigheid van verdachte. In eerste aanleg is de dagvaarding nietig verklaard wegens innerlijke tegenstrijdigheid van de tenlastelegging omdat daarin zowel het medeplegen als de medeplichtigheid stond omschreven. Met de wijziging tenlastelegging komt de medeplichtigheid te vervallen. Mijns inziens wordt verdachte bij voortgang van de zaak niet in zijn verdedigingsbelang geschaad.
Na een korte onderbreking van de zitting voor beraad, deelt de voorzitter mede - zakelijk weergegeven -:
Het hof deelt de visie van de advocaat-generaal dat de behandeling van de zaak voortgezet kan worden niet. Gelet op het bepaalde in artikel 314, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is het hof van oordeel dat verdachte door het achterwege laten van een kennisgeving van de toegelaten wijziging tenlastelegging in zijn verdediging wordt geschaad. Het hof heeft gelet op het feit dat de tenlastelegging in eerste aanleg als tegenstrijdig is aangemerkt en op het feit dat het een door het openbaar ministerie ingesteld appel betreft. Er dient een poging ondernomen worden om de wijziging tenlastelegging aan de verdachte te betekenen.
(...)
Het hof schorst daarop het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen voormelde gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte te doen betekenen."
2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 maart 2013 is de verdachte aldaar niet verschenen en is de wijziging van de tenlastelegging gevoegd bij de oproeping van de verdachte voor die terechtzitting. Genoemd proces-verbaal houdt in als oordeel van het Hof dat die oproeping niet aan de verdachte in persoon doch wel rechtsgeldig is betekend, en houdt voorts het volgende in:
"De advocaat-generaal vraagt zich af of de zaak vandaag kan worden afgedaan, gelet op de wijze van afdoening in eerste aanleg, het feit dat de oproeping voor de zitting van vandaag aan de griffier is betekend en het daaromtrent bepaalde in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof trekt zich terug in raadkamer om zich te beraden over hetgeen door de advocaat-generaal naar voren is gebracht. Na terugkeer in de zittingszaal wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter de beslissing van het hof mee, inhoudende dat hier geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu in eerste aanleg - behalve over de geldigheid van de dagvaarding - ook over de hoofdzaak is geoordeeld. Het hof is derhalve niet gehouden de zaak terug te wijzen naar de politierechter dan wel het onderzoek te schorsen. Het onderzoek wordt derhalve aanstonds voortgezet."
2.5.
Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter vernietigd en heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"1.
hij in de periode 16 mei 2011 tot en met 11 juni 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen kentekenplaten, te weten:
- [AA-00-AA] en
- [BB-00-BB] en
- [CC-00-CC] en
- [DD-00-DD],
toebehorende aan
- [A] B.V. en
- [betrokkene 1] en
- [betrokkene 2] en
- [betrokkene 3];
2.
hij in de periode 15 mei 2011 tot en met 07 juni 2011 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, toebehorende aan het pompstation Shell Draaiersplaats (vestiging Rotterdam weg 2)."

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat art. 423, tweede lid, Sv niet van toepassing is ter zake van het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde.
3.2.
Art. 423, tweede lid, Sv luidt:
"Indien de hoofdzaak niet door de rechtbank is beslist en het onderzoek daarvan gevolg moet zijn van de vernietiging van het vonnis, doet het gerechtshof de zaak zelf af, tenzij terugwijzing naar dezelfde rechtbank door de advocaat-generaal of de verdachte ter terechtzitting is verlangd. Terugwijzing vindt ook zonder uitdrukkelijk gebleken verlangen van de verdachte plaats indien de verdachte niet ter terechtzitting aanwezig is en de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte niet in persoon is gedaan of betekend en zich geen andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. In geval van terugwijzing doet de rechtbank recht met inachtneming van 's hofs arrest."
3.3.
Wat betreft feit 1 heeft de Politierechter de inleidende dagvaarding nietig verklaard ten aanzien van het primair tenlastegelegde en de verdachte vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde. In aanmerking genomen dat de Politierechter de verdachte heeft vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde, doet zich niet de situatie voor dat wat betreft het onder 1 tenlastegelegde de hoofdzaak niet door de Politierechter is beslist zodat art. 423, tweede lid, Sv niet van toepassing is. In zoverre faalt het middel.
3.4.
Wat betreft feit 2 heeft de Politierechter eveneens de inleidende dagvaarding nietig verklaard. De Politierechter heeft met betrekking tot dit feit dus niet de hoofdzaak beslist. Het Hof heeft, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, wat betreft feit 2 de geldigheid van de dagvaarding aangenomen en is vervolgens, met vernietiging van het vonnis van de Politierechter, wat betreft dit feit 2 in een onderzoek van de hoofdzaak getreden en heeft ten aanzien daarvan beslist als hiervoor onder 2.5 is weergegeven. Aangezien de vernietiging van het vonnis in eerste aanleg op de door het Hof aangenomen grond het onderzoek van de hoofdzaak ten gevolge moest hebben, mocht het Hof, nu de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep van 1 maart 2013 aanwezig was en de oproeping voor die terechtzitting hem niet in persoon was uitgereikt, ingevolge art. 423, tweede lid tweede volzin, Sv de zaak slechts zelf afdoen indien zich een omstandigheid had voorgedaan waaruit voortvloeide dat de dag van die terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. In aanmerking genomen dat het Hof niet ervan blijk heeft gegeven te hebben onderzocht of zo een omstandigheid zich heeft voorgedaan, is het middel terecht voorgesteld voor zover het klaagt over het oordeel van het Hof dat ook ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde art. 423, tweede lid, Sv niet van toepassing is.

4.Beoordeling van de overige middelen.

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2015.