ECLI:NL:HR:2015:506

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
13/02282
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 21 december 2012. Het cassatieberoep was ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die een middel van cassatie had voorgesteld. De raadsman van de verdachte, mr. A.M.C.J. Baaijens, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 maart 2015.

Uitspraak

3 maart 2015
Strafkamer
nr. 13/02282
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 21 december 2012, nummer 24/001798-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2015.