ECLI:NL:HR:2015:5

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 januari 2015
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
13/00303
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens het niet tijdig indienen van middelen van cassatie

Op 6 januari 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep. De zaak betreft een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 november 2012, nummer 20/001600-12. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn, wat in strijd was met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen van cassatie en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

6 januari 2015
Strafkamer
nr. 13/00303
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 november 2012, nummer 20/001600-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 januari 2015.