ECLI:NL:HR:2015:44

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2015
Publicatiedatum
9 januari 2015
Zaaknummer
14/04347
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid van het beroep inzake onteigening door de Gemeente Oosterhout

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Gemeente Oosterhout. Het cassatieberoep volgde op een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank op 2 juli 2014 en 20 augustus 2014 had geoordeeld over een onteigeningskwestie. De Hoge Raad verwijst naar deze vonnissen en constateert dat de Gemeente niet is verschenen in de cassatieprocedure. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het cassatieberoep op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat hij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente op nihil zijn begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor partijen om voldoende belang aan te tonen bij hun beroep.

Uitspraak

9 januari 2015
Eerste Kamer
nr. 14/04347
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
de GEMEENTE OOSTERHOUT,
zetelende te Oosterhout,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/02/275963/HA ZA 14-51 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 juli 2014 en 20 augustus 2014.
De vonnissen van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van de rechtbank van 2 juli 2014 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 21 november 2014 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-9).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
9 januari 2015.