Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te Oosterhout,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
9 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Gemeente Oosterhout. Het cassatieberoep volgde op een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank op 2 juli 2014 en 20 augustus 2014 had geoordeeld over een onteigeningskwestie. De Hoge Raad verwijst naar deze vonnissen en constateert dat de Gemeente niet is verschenen in de cassatieprocedure. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van het cassatieberoep op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat hij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente op nihil zijn begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor partijen om voldoende belang aan te tonen bij hun beroep.