REDEN WAAROM
• Daar aangever belastend heeft verklaard zijn verklaring door de Rechtbank als bewijs is gebezigd.
• Daar de verdediging nadere vragen wil stellen aan aangever naar aanleiding van zijn aangifte van 27 april 2010.
• Daar verdediging o.a. van aangever wil weten hoe vaak en met wie hij van het bedrijf [A] B.V. contact had in de periode van juli 2009 tot en met 12 mei 2010.
1.4
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 september 2014 is onder meer gerelateerd:
"De raadsman deelt mede, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 7 augustus 2013 een appelschriftuur ingediend. Ik heb daarin verzocht om zeven getuigen te horen. Ik heb per e-mail van 20 februari 2014 vernomen dat de voorzitter deze verzoeken vooralsnog niet toewijst. Ik persisteer bij het horen van deze getuigen. Daarnaast wil ik uw hof verzoeken nog een extra getuige te horen, namelijk [betrokkene 1] . Daarvoor geldt het noodzakelijkheidscriterium. Ik denk dat het horen van deze getuige noodzakelijk is in het kader van de waarheidsvinding. Mijn cliënt is erg bang en wil eigenlijk niet dat [betrokkene 1] wordt opgeroepen. Ik heb hem echter gezegd dat hij deze persoon wel moeten laten horen om aan te kunnen tonen dat hij onschuldig is. Ik begrijp niet dat deze getuige niet eerder is gehoord. Hij is de enige persoon die precies kan vertellen wat er is gebeurd. Ik weet niet waar hij nu woont. Ik zal proberen daar achter te komen. In het dossier bevinden zich zijn persoonlijke gegevens, namelijk op pagina 261. Ik denk het openbaar ministerie het adres eerder zou kunnen traceren dan dat ik dat kan.
De advocaat-generaal deelt mede, zakelijk weergegeven:
Voor de zeven getuigen die de raadsman heeft genoemd in zijn appelschriftuur geldt het verdedigingsbelang. De verzoeken zijn goed gemotiveerd en de verklaringen van deze getuigen zijn gebruikt voor het bewijs. Ik blijf bij het standpunt van mijn collega, zoals eerder per e-mail van 13 februari 2014 aangegeven, dat deze verzoeken moeten worden toegewezen, ( )
Ten aanzien van het horen van [betrokkene 1] geldt het noodzakelijkheidscriterium. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze getuige gehoord moet worden. Dit verzoek moet dus worden afgewezen.
De raadsman deelt mede, zakelijk weergegeven:
Ik wil het verzoek om [betrokkene 1] te horen nog wel wat nader motiveren. De hele zaak draait om de betalingsbewijzen. De getuigen zeggen dat het via [betrokkene 1] ging. De vraag is echter wie die [betrokkene 1] nu is. Het is in ieder geval geen valse naam want een kopie van het paspoort van deze persoon bevindt zich in het dossier. Sommige van de getuigen wijzen naar mijn cliënt als ze het hebben over [betrokkene 1] . De crux is wat er is gebeurd met [betrokkene 1] en hoe de communicatie is geweest tussen [betrokkene 1] en de aangevers. Het standpunt van mijn cliënt is dat hij voor [betrokkene 1] heeft gewerkt en dat hij verder niets wist. Eerder wilde cliënt hem niet horen, maar nu wel.
De voorzitter onderbreekt de terechtzitting voor het houden van beraad.
De voorzitter hervat het onderzoek.
De voorzitter deelt als beslissing van het hof het volgende mede. Ten aanzien van het verzoek van de raadsman om de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] te horen, zoals tijdig gedaan bij appelschriftuur geldt het criterium van het verdedigingsbelang. Het hof is van oordeel dat het verdedigingsbelang in de verzoeken onvoldoende onderbouwd is.
Kijkende naar de toelichting van de raadsman in het appelschriftuur is niet aangegeven op welke punten deze getuigen onjuist zouden hebben verklaard. Het hof wijst daarom deze verzoeken af. Het eerst ter zitting van het hof gedane verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] wijst het hof eveneens af nu de noodzaak daartoe niet is gebleken.
De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van de zaak, waaronder:
1.5
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 september 2014 is voorts vervolgens nog gerelateerd dat aldaar onder meer door de verdachte is verklaard:
"Ik heb stage gelopen bij [A] B.V. Ik ben daarvoor benaderd omdat ik [betrokkene 1] kende. Ik kende [betrokkene 1] uit het verleden. Daarna heb ik een poos niets meer met hem te maken gehad. Toen ik later een stageplek nodig had, ben ik bij hem terecht gekomen. Ik weet het adres niet meer van [A] B.V. maar het was in [plaats] . Ik zat ook wel eens op kantoor. Ik wil verder niet meer teveel zeggen. Ik ben bedreigd. Er zijn mensen bij mij aan de deur geweest. [betrokkene 1] is een ander persoon dan ik had gedacht. Ik werd bedreigd waar mijn kinderen bij waren. Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot mijn scheiding. Mijn vrouw kon het niet meer aan. De mensen die bij mij aan de deur kwamen, wilden dat ik mijn mond zou houden over deze zaak. Op aandringen van mijn advocaat heeft hij vandaag aan uw hof voorgesteld om [betrokkene 1] te horen als getuige. Maar van mij hoeft het niet. Ik ben bang. Het was niet [betrokkene 1] zelf die bij mij aan de deur kwam. Het waren andere mensen. Zij kwamen in opdracht van hem. De boodschap was duidelijk. Ik mocht niets vertellen over deze zaak. Ik heb mezelf nooit voorgedaan als [betrokkene 1] . Als [getuige 3] verklaart dat hij mij van een foto herkent als [betrokkene 1] kan ik u zeggen dat dit onmógelijk is. ( )
De werkzaamheden die ik bij [A] B. V. uitvoerde waren onder andere het beantwoorden van de telefoon en het controleren van de kwaliteit van het fruit. Ik heb een aantal maanden bij [A] B. V. gewerkt. Ongeveer twee à drie maanden. ( )
Ik weet dat er drie getuigen zijn die verklaren dat ze met mij contact hebben gehad. Dat zijn [getuige 7] , [getuige 2] en [getuige 4] . Ik kan bevestigen dat ik met hen contact heb gehad. Echter ik heb mezelf niet voorgedaan als zijnde [betrokkene 1] . Ik weet niet waarom ze dat wel zo verklaren. Ik wil verder niets verklaren over [betrokkene 1] . Ik vind dat hij dat zelf maar moet doen."
1.6
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is voorts nog gerelateerd dat aldaar door verdachte en de raadsman het woord tot de verdediging is gevoerd. In het proces-verbaal is daartoe onder meer aangevoerd of gerelateerd:
"Ik vind dat mijn cliënt van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Het draait allemaal om het feitelijk leidinggeven in deze zaak. Mijn cliënt wordt belast door verschillende getuigen. Echter mijn cliënt ontkent dat hij de feitelijk leidinggever is geweest. Hij ontkent dat hij zich heeft voorgedaan als [betrokkene 1] . Ik wil daarmee niet zeggen dat de getuigen liegen, maar het kan nog anders en genuanceerder liggen dat het in eerste instantie lijkt. De verklaringen van de getuigen roepen in ieder geval vele vragen op. Ik
persisteert daarom bij mijn verzoek om de getuigen te horen zoals opgegeven in mijn appelschriftuur. Daarnaast persisteert ik bij mijn eerdere verzoek om de getuige [betrokkene 1] te horen."
1.7
In het arrest heeft het hof onder meer gesteld:
"Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Vast staat dat de bedrijven [B] en [C] S.L. zijn opgelicht door [A] B.V. echter verdachte was hierbij niet betrokken. Hij liep slechts stage bij [A] B.V. [betrokkene 1] was de feitelijk leidinggever. Verdachte heeft zich niet als [betrokkene 1] voorgedaan.
Indien het hof hierin meegaat is de raadsman van mening dat de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] , zoals opgeven bij appelschriftuur moeten worden gehoord. Daarnaast heeft de raadsman ter zitting van het hof verzocht om ook de getuige [betrokkene 1] te horen, nu hij degene is die feitelijk leiding heeft gegeven aan [A] B.V. en niet verdachte.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van oordeel dat het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat de verzoeken om getuigen te horen kunnen worden toegewezen, behoudens ten aanzien van [betrokkene 1] .
Overweging hof
Het hof overweegt met betrekking tot het bewijs het volgende.
De oplichtingsmiddelen
()
De rechtspersoon
()
Feitelijk leidinggeven
De getuige [getuige 4] , heeft verklaard dat [verdachte] het woord voerde bij de bemiddeling over het huurcontract tussen [getuige 2] en [A] B.V.
Aangever [getuige 7] van de firma [D] heeft verklaard ( ). Nadat [getuige 7] een foto (foto 1) was getoond van een manspersoon welke [betrokkene 1] zou moeten zijn heeft [getuige 7] verklaard de man op de foto niet te kennen. Toen [getuige 7] foto 2 werd getoond wees hij zonder aarzelen foto 2 aan als de foto van de persoon die hij kende als [betrokkene 1] . Uit het procesverbaal van bevindingen van 15 juni 2011 blijkt dat op foto 2 [verdachte] staat afgebeeld. Getuige [getuige 3] heeft op vragen van de verbalisanten verklaard ( )
()
Naar het oordeel van het hof is het, gelet op het hiervoor vermelde, in samenhang bezien, verdachte die zich heeft uitgegeven als [betrokkene 1] en is het verdachte geweest die feitelijk leiding heeft gegeven aan de rechtspersoon [A] B. V. en de door deze rechtspersoon gepleegde oplichtingshandelingen.
Voorwaardelijk verzoek horen getuigen
Ten aanzien van het verzoek van de raadsman om de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] te horen, zoals tijdig gedaan bij appelschriftuur geldt het criterium van het verdedigingsbelang. Het hof is van oordeel dat het verdedigingsbelang in de verzoeken onvoldoende onderbouwd is, zodat het hof dit verzoek afwijst. Verdachte heeft zich voorts tijdens de verhoren door de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter zitting van het hof heeft verdachte op concrete vragen van het hof over zijn werkzaamheden voor de rechtspersoon geen antwoord willen geven. Niet is aangegeven op welke punten en ook waarom de verklaringen die door de verzochte getuigen zijn afgelegd bij de politie onjuist zouden zijn. Een alternatief scenario is ook op geen enkele wijze gesteld of aannemelijk gemaakt. Het eerst ter zitting van het hof gedane verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] wijst het hof af nu de noodzaak daartoe niet is gebleken."
1.8
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
" [A] B.V. B.V. in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 12 mei 2010, in de gemeente [plaats] en/of de gemeente [woonplaats] (0) en/of althans (elders) in Nederland en/of in Italië en/of in Spanje en/of elders in Europa,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[B] (gevestigd te [vestigingsplaats] in Italië) en [C] S.L. (gevestigd te [vestigingsplaats] in Spanje) heeft bewogen tot de afgifte van fruit en/of groente,
hebbende [E] B.V. met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergeven - listiglijk in strijd met de waarheid: