ECLI:NL:HR:2015:3801

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
14/02384
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door ontbrekende pleitnota in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Hof, waarbij de raadsman een pleitnota had overgelegd tijdens de zitting in hoger beroep op 28 februari 2014. Echter, deze pleitnota ontbrak bij de stukken die aan de Hoge Raad waren toegezonden. De raadsman had een verzoek gedaan op basis van artikel IV.3 van het Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad om nadere informatie in te winnen bij het Hof. Uit deze informatie bleek dat de pleitnota niet meer beschikbaar was.

De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van de pleitnota een onherstelbaar verzuim met zich meebracht, waardoor niet kon worden vastgesteld of er verweren waren gevoerd of onderbouwde standpunten waren gepresenteerd tijdens de zitting. Dit gebrek was zo ernstig dat het in strijd was met een behoorlijke procesorde, wat leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad heeft het bestreden arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw op het bestaande hoger beroep kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak benadrukt het belang van een volledige procesvoering en de noodzaak dat alle relevante stukken beschikbaar zijn voor een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/02384
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 14 maart 2014, nummer 23/001272-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2014 en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van voormelde terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd. Het proces-verbaal houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij doet dit aan de hand van zijn pleitnota welke als bijlage is gehecht aan dit proces-verbaal."
2.3.
De in genoemd proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen.
2.4.
Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5.
Het middel is gegrond
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2015.