Uitspraak
wonende in Curaçao,
gevestigd in Curaçao,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
de Nederlandse Antillen, zitting 2003-2004, 2803, nr. 3, p. 34).
De statuten bepalen immers dat het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter, de secretaris en de penningmeester (art. 36 lid 1). Uit de in art. 36 lid 5 van de statuten aan het bestuur toegekende bevoegdheid taken en bevoegdheden, het dagelijks bestuur betreffende, te delegeren aan een (door het bestuur aan te stellen) ‘algemeen directeur’ volgt niet dat deze zelf tot het (uitvoerend) bestuur gaat behoren. Bovendien bepaalt art. 40 van de statuten dat het bestuur de arbeidsvoorwaarden van de ‘algemeen directeur’ vaststelt, hetgeen, gelet op art. 2:8 lid 5 BWC, erop wijst dat de ‘algemeen directeur’ geen deel uitmaakt van het bestuur. Ook het bepaalde in art. 2:18 BWC dwingt, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor in 3.3.2 is overwogen, niet tot die conclusie. Om die reden is het oordeel dat [eiser] als uitvoerend bestuurder dient te worden aangemerkt evenzeer onbegrijpelijk. De vaststelling dat hij als ‘algemeen directeur’ was belast met het dagelijks bestuur van ACU kan dat oordeel niet dragen, evenmin als de door het hof in aanmerking genomen inschrijving van [eiser] als algemeen directeur in de registers van de Kamer van Koophandel.
De hierop gerichte klachten van onderdeel 1 slagen. Hetzelfde geldt voor het op onderdeel 1 voortbouwende onderdeel 2.
4.Beslissing
9 januari 2015.