Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
22 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van de betekening van een appeldagvaarding. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, specifiek ECLI:NL:HR:2002:AD5163, met betrekking tot de eisen die aan een cassatieklacht over de betekening van een dagvaarding worden gesteld. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de dagvaarding in hoger beroep niet aan hem persoonlijk is uitgereikt en dat hij niet degene is geweest die de akte van uitreiking heeft ondertekend. De Hoge Raad constateert dat er discrepanties zijn tussen de gegevens in de ID-staat SKDB en de akte van uitreiking van de appeldagvaarding. De akte van uitreiking vermeldt een paspoortnummer en handtekening die niet overeenkomen met die van de verdachte. Hierdoor is het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, niet naar de eisen der wet met redenen omkleed. Om doelmatigheidsredenen verklaart de Hoge Raad de appeldagvaarding nietig. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd en de dagvaarding in hoger beroep wordt ongeldig verklaard.