ECLI:NL:HR:2015:3711

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
14/05477
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave van in beslag genomen horloge en geldbedrag in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggave van een horloge en een geldbedrag die in beslag waren genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De klager, die in 1967 is geboren, had een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de Rechtbank Midden-Nederland, die op 24 juni 2014 had geoordeeld dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen. De Rechtbank had geoordeeld dat het Openbaar Ministerie voornemens was om een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in te dienen, en dat het voortduren van het beslag noodzakelijk was voor het aan de dag brengen van de waarheid in de strafzaak.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk was, gelet op de argumenten die door de klager en de Officier van Justitie waren aangevoerd. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank onjuist had geoordeeld door te stellen dat de aankondiging van de Officier van Justitie dat er een vordering tot omzetting van het beslag zou worden gedaan, een belang van strafvordering vormde dat zich tegen teruggave verzet. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en wees de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de Rechtbank bij beslissingen over de teruggave van in beslag genomen goederen, vooral in het licht van de belangen van de klager en de argumenten die door de verdediging worden ingebracht. De beslissing van de Hoge Raad biedt een belangrijke precedent voor toekomstige zaken waarin de teruggave van in beslag genomen goederen aan de orde is.

Uitspraak

22 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/05477 B
IV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 24 juni 2014, nummer RK 14/622, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. H.J.G. Heijen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

2.1.
De middelen klagen dat de Rechtbank ontoereikend, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave aan de klager van het onder hem inbeslaggenomen horloge en het geldbedrag.
2.2.1.
De Rechtbank heeft het klaagschrift van de klager, strekkend tot teruggave aan hem van deze voorwerpen, ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt daaromtrent het volgende in:
"De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige verzoek uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
1. onder klager is op 16 december 2013 in beslag genomen: een horloge van het merk Breitling en een geldbedrag van € 2.071,55;
2. klager heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen.
Overwegingen
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aan de dag brengen van de waarheid in een strafzaak dan wel het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voorwerp zal verbeurd verklaren of onttrekken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft ter zitting betoogd dat het Openbaar Ministerie voornemens is om een vordering tot ontneming van wedderechtelijk verkregen voordeel in te dienen nu in de onderliggende strafzaak sprake is van een verdenking welke verband houdt met een hennepkwekerij. In dat kader zal het beslag op grond van artikel 94 Sv worden omgezet in een conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv. Het strafvorderlijk belang verzet zich aldus tegen teruggave van de voorwerpen aan klager, aldus de officier van justitie.
De raadsman van klager heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat er geen strafvorderlijk belang is bij het voortduren van het beslag nu het Openbaar Ministerie nog geen ontnemingsvordering heeft ingediend en nergens uit blijkt dat klager iets met het plegen van strafbare feiten te maken heeft gehad. Nu het beslag op basis van artikel 94 Sv is gelegd dient het voortduren van dat beslag getoetst te worden aan de in dat kader van belang zijnde criteria.
De rechtbank overweegt dat in de onderliggende strafzaak beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv. Volgens mededeling van de officier van justitie zal te zijner tijd een vordering tot omzetting van dit beslag in een beslag op de voet van artikel 94a Sv worden gedaan. De rechtbank is thans op basis van de stukken waar de rechtbank de beschikking over heeft van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. De rechtbank houdt daarbij rekening met de verdenking waarvan sprake is, met de relatief recente datum van inbeslagname en met het feit dat het inbeslaggenomene mogelijk nodig kan zijn voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomene zal verbeurd verklaren of onttrekken aan het verkeer. De rechtbank zal het beklag aldus ongegrond verklaren."
2.2.2.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 3 juni 2014 houdt het volgende in:
"De raadsman voert aan - zakelijk weergegeven -:
Het klaagschrift ziet op het in beslag genomen geldbedrag van € 2.071,55 en op het in beslag genomen Breitling horloge. Het geld en het horloge zijn van cliënt. Ik overleg hierbij nog een aantal stukken aan de rechtbank die zien op het horloge.
De officier van justitie voert het woord - zakelijk weergegeven -:
In de onderliggende strafzaak is sprake van een verdenking welke verband houdt met een hennepkwekerij. Het Openbaar Ministerie is van mening dat voordeel dat uit een hennepkwekerij wordt genoten als wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen moet worden. In dat kader zal het beslag op grond van artikel 94 Sv worden omgezet in een conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv. Het strafvorderlijk belang verzet zich daarom tegen teruggave van de voorwerpen aan klager.
Er is nog geen vordering tot omzetting van het beslag ingediend.
De advocaat voert het woord - zakelijk weergegeven -:
Het geldbedrag en het horloge zijn op 16 december 2013 in beslag genomen. Al vanaf 23 december 2013 probeer ik erachter te komen wat er aan de hand is. Uiteindelijk heb ik iets na 22 april 2014 het dossier ontvangen. In dat dossier zit een ontlastende verklaring. Cliënt heeft helemaal niets met een hennepkwekerij te maken.
Het horloge is van cliënt. Bij de net overgelegde stukken zit een certificaat van echtheid en een garantiebewijs waar een uniek nummer op staat, welk nummer overeenkomt met het nummer dat in het proces-verbaal van onderzoek op pagina 80 staat vermeld. Cliënt heeft ook het doosje van het horloge meegenomen met daarin een bij het horloge passend stukje band.
Wat het geldbedrag betreft merk ik op dat cliënt een autobedrijf heeft. Hij ontvangt alle betalingen contant. Het is dus normaal dat cliënt op een dag € 2.000,00 op zak heeft. Het in beslag genomen geld betreft handelsgeld.
Er is geen enkel strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag nu het Openbaar Ministerie nog geen ontnemingsvordering heeft ingediend en nergens uit blijkt dat cliënt iets met het plegen van strafbare feiten te maken heeft gehad. Nu het beslag op basis van artikel 94 Sv is gelegd dient het voortduren van dat beslag getoetst te worden aan de in dat kader van belang zijnde criteria."
2.3.
Het oordeel van de Rechtbank dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het horloge en het geldbedrag, die op de voet van art. 94 Sv onder de klager in beslag zijn genomen, is gelet op hetgeen namens de klager en door de Officier van Justitie is aangevoerd, niet zonder meer begrijpelijk.
Voor zover de Rechtbank in haar overwegingen als haar oordeel tot uitdrukking heeft gebracht dat de omstandigheid dat de Officier van Justitie heeft aangekondigd dat (te zijner tijd) een vordering tot omzetting van het op de voet van art. 94 Sv gelegde beslag in een op de voet van art. 94a Sv gelegd beslag zal worden gedaan, een belang van strafvordering is dat zich tegen teruggave van het horloge en het geldbedrag verzet, is dat oordeel onjuist.
2.4.
De middelen slagen.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 december 2015.