Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. de op 14 september 2012 gedane aangifte van [betrokkene], voor zover inhoudende:
Ik woon aan de [a-straat 1] te Blerick, gemeente Venlo.
Op 8 september 2012, omstreeks 19.30 uur, was ik in de woning met mijn man, [verdachte]. We kregen ruzie om een telefoon. [verdachte] vroeg waar deze telefoon was. Toen ik zei dat hij de telefoon niet kreeg, pakte hij mijn zwarte IPhone van het aanrecht. Hij zei tegen mij dat ik deze nu niet meer terug kreeg. Hij pakte mij met zijn linker onderarm om mijn nek. Ik probeerde de telefoon uit zijn hand weg te pakken maar dat lukte niet. Ik heb [verdachte] in zijn rechterhand gebeten waardoor ik de telefoon uit zijn hand kon wegnemen. Hij liet mij los. Hij schopte mij. Ik had pijn. Ik had een blauwe plek op mijn bovenbeen. Intussen kan ik niet meer gewoon lopen. Bij iedere stap die ik zet voel ik hevige pijn in mijn been.
2. De door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 8 september 2012 had ik de gsm van [betrokkene] in mijn hand en [betrokkene] probeerde de telefoon bij mij af te pakken. Omdat dit niet ging beet [betrokkene] in mijn hand. Dit deed ontzettend pijn. Mijn reactie hierop was dat ik van de pijn af wilde. Om dat te bereiken heb ik [betrokkene] toen een klein knietje gegeven tegen de zijkant van haar rechterbovenbeen.
3. Het relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
als relaas van voornoemde verbalisanten:
Op 9 september 2012 te 22.21 uur ontvingen wij van de meldkamer de melding om te gaan naar de [a-straat 1] te Venlo. Betrokkene [betrokkene] deelde ons mede een relatie te hebben gehad met [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats]. Deze [betrokkene] verklaart (zo begrijpt het hof het relaas van de verbalisanten) dat [verdachte] haar heeft geschopt waardoor [betrokkene] een blauwe plek op haar bovenbeen heeft opgelopen. [betrokkene] heeft ons deze blauwe plek laten zien. Wij, verbalisanten, zagen dat er een blauwe plek op het bovenbeen van [betrokkene] zichtbaar was."