ECLI:NL:HR:2015:3615

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
15/04027
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens ontbreken goede trouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot schuldsanering. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest was eerder op 24 augustus 2015 gewezen en betrof de afwijzing van het verzoek tot schuldsanering op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en het verloop van het geding in feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank Gelderland van 2 december 2014.

De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze argumentatie gevolgd en geoordeeld dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet in zijn verzoek tot cassatie kon worden ontvangen, omdat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere beslissing van het gerechtshof werd bekrachtigd. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en de uitspraak is van belang voor de toepassing van de regels omtrent schuldsanering en de vereisten van goede trouw in dergelijke procedures.

Uitspraak

18 december 2015
Eerste Kamer
15/04027
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/05/271616/FT RK 14/2089 van de rechtbank Gelderland van 2 december 2014;
b. het arrest in de zaak 200.160.977 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 augustus 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op grond van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 11 tot en met 19).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 december 2015.