ECLI:NL:HR:2015:3614

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
15/04345
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep bij indiening per e-mail

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat per e-mail was ingediend. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool, had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank, waaronder een beschikking en een vonnis van 16 juni en 8 september 2015. De Advocaat-Generaal L. Timmerman concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de verzoeker reageerde.

De Hoge Raad beoordeelt de ontvankelijkheid van het cassatieberoep en stelt vast dat het cassatierekest elektronisch is ingediend. Volgens artikel 33 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kunnen processtukken elektronisch worden ingediend, mits dit is toegestaan volgens het procesreglement van het desbetreffende gerecht. Het Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad staat echter geen indiening per e-mail toe; processtukken moeten per post of fax worden ingediend. Dit is ook bevestigd aan de advocaten in een brief van de voorzitter van de civiele kamer.

De Hoge Raad concludeert dat de toegang tot de Hoge Raad niet in het geding is, aangezien het cassatieberoep ook op andere manieren kan worden ingesteld, zoals door overhandiging ter griffie of per post. De Hoge Raad verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep, omdat de indiening per e-mail niet voldoet aan de vereisten van het procesreglement. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 december 2015
Eerste Kamer
15/04345
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking en het vonnis in de zaak R/14/58 van de rechtbank Overijssel van 16 juni 2015 en 8 september 2015.
De beschikking en het vonnis zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van de rechtbank van 8 september 2015 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkverklaring.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 20 oktober 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

Het cassatieberoep is ingesteld door toezending van een cassatierekest per e-mail.
Ingevolge art. 33 Rv kunnen processtukken elektronisch worden ingediend indien van deze mogelijkheid voor het desbetreffende gerecht blijkt uit een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement.
Het Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden voorziet niet in de mogelijkheid van toezending per e-mail: art. 10.1 bepaalt dat processtukken per post of door middel van faxapparatuur kunnen worden ingediend. Dat niet wordt voorzien in de mogelijkheid processtukken per e-mail in te dienen is bovendien aan de advocaten bij de Hoge Raad bevestigd in een brief van de voorzitter van de civiele kamer van 26 juni 2014.
Anders dan de advocaat van [verzoeker] in zijn reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal betoogt, is de toegang tot de Hoge Raad niet in het geding.
Het cassatieberoep kan immers worden ingesteld door indiening van een cassatierekest door overhandiging ter griffie, per post of per fax, waarbij voor de laatste wijze van indiening geldt dat stukken die voor 24.00 uur van de laatste dag van een lopende termijn per fax zijn ingekomen, gelden als binnen de termijn ingediend (art. 10.3).
[verzoeker] is dan ook niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 december 2015.