ECLI:NL:HR:2015:3583

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
14/03370
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie wegens niet indienen schriftuur

Op 15 december 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 14/03370. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die geboren is in 1986. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die eerder door het Gerechtshof Den Haag op 16 juni 2014 was behandeld onder nummer 22/003328-13. De betrokkene heeft echter geen schriftuur ingediend, wat betekent dat er geen middelen van cassatie zijn voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur heeft ingediend door een raadsman. Dit is in strijd met de voorschriften van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft dan ook besloten om de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

Deze uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting op 15 december 2015.

Uitspraak

15 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/03370 P
ABO/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 juni 2014, nummer 22/003328-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2015.