ECLI:NL:HR:2015:3582

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
14/05729
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die was ingesteld tegen de betrokkene, geboren in 1973. De betrokkene had in cassatie aangevoerd dat de schatting van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals vastgesteld door het Hof, niet voldoende was onderbouwd met de wettige bewijsmiddelen. Het Hof had de teeltperiode van de hennepplantage vastgesteld van september 2006 tot eind augustus 2008, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze periode niet zonder meer kon worden ontleend aan de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad concludeerde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet naar de eisen van de wet was onderbouwd en dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de teeltperiode als zodanig was vastgesteld. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van schattingen van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingsprocedures.

Uitspraak

15 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/05729 P
NA/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 6 november 2014, nummer 21/004946-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat 's Hofs schatting van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel niet aan de inhoud van de wettige bewijsmiddelen is ontleend, voor zover het Hof daarbij heeft betrokken dat de betrokkene voordeel heeft genoten uit hennepteelt in de periode van september 2006 tot eind augustus 2008.
2.2.1.
In de met deze ontnemingsprocedure samenhangende strafzaak is ten laste van de betrokkene onder meer bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 15 oktober 2008 opzettelijk hennep heeft geteeld.
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt omtrent de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende in:
"Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij zijn begaan, financieel voordeel heeft verkregen.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 425.000,-. Het hof komt als volgt tot deze schatting.
(...)
Het hof stelt vast dat [betrokkene 1] een gedetailleerde verklaring over de hennepkwekerij van de veroordeelde heeft afgelegd. Een aantal aspecten uit zijn verklaring zijn aantoonbaar juist gebleken. Zo heeft [betrokkene 1] verklaard dat de veroordeelde direct na de brand in diens woning in maart 2006 op de zolder van de paardenstal een hennepkwekerij is gestart. [betrokkene 1] is daar twee à drie keer geweest en volgens hem stonden daar ongeveer duizend hennepplanten.
(...)
Het hof gaat bij het bepalen van de teeltperiode uit van de verklaring van [betrokkene 1] dat de veroordeelde na de woningbrand in maart 2006 met de hennepkwekerij is gestart. Hierbij wordt in het voordeel van de veroordeelde in aanmerking genomen dat de opbouw van de hennepkwekerij, gelet op de omvang en de professionele inrichting daarvan, enige tijd zal hebben gevergd. Derhalve gaat het hof voor de berekening van het aantal oogsten uit van de periode september 2006 tot eind augustus 2008. In deze periode kunnen bij een teeltperiode van 10 weken 10 oogsten plaatsgevonden hebben. Rekening houdend met mogelijke veranderingen en aanpassingen in de hennepkwekerij zal het hof, evenals de advocaat-generaal, uitgaan van 8 geslaagde oogsten. (...)"
2.2.3.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het Hof onder meer aan het volgende bewijsmiddel ontleend:
"5.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL050B/08-107976 gesloten en getekend op 11 november 2008 door [verbalisant], brigadier van politie Twente (pagina 316-317) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van medeverdachte [betrokkene 1]:
[betrokkene] heeft bij zijn woning een paardenstal staan. Direct nadat de verzekering het onderzoek naar de woningbrand van [betrokkene] had afgerond heeft [betrokkene] een hennepkwekerij op de zolder van de paardenstal ingericht. Ik ben zelf 2 a 3 keer op de zolder van deze stal geweest en heb ook zelf de hennepkwekerij gezien. Ik was toen alleen met [betrokkene] in die kwekerij. [betrokkene] vertelde mij dat er ongeveer 1.000 hennepplanten stonden.
(...)"
2.3.
Het Hof heeft aan de schatting van het voordeel ten grondslag gelegd dat de teeltperiode waarin de in aanmerking genomen oogsten hebben plaatsgevonden liep van september 2006 tot eind augustus 2008. Aan de gebezigde bewijsmiddelen kan (de aanvang van) deze periode evenwel niet zonder meer worden ontleend. In dat opzicht is de schatting van het Hof niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2015.