ECLI:NL:HR:2015:3574

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
15/00219
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek getuige te horen in hoger beroep en ontvankelijkheid verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was bij verstek veroordeeld door de Kantonrechter in de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 november 2012. De verdachte had op 19 september 2014 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep omdat het beroep niet binnen de wettelijke termijn was ingesteld. De verdachte had op 21 januari 2013 geweigerd een mededeling van de uitspraak in ontvangst te nemen, wat het Hof als bekendheid met de einduitspraak beschouwde. De verdediging betwistte dat de verdachte de mededeling had geweigerd en verzocht om de postbode als getuige te horen. Het Hof wees dit verzoek af, mede vanwege het tijdsverloop en het feit dat de verdachte niet ter terechtzitting aanwezig was. De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om de postbode te horen niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.

Uitspraak

15 december 2015
Strafkamer
nr. S 15/00219
LBS/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, Enkelvoudige Kamer, van 14 januari 2015, nummer 20/002797-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2 Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over 's Hofs afwijzing van het verzoek een getuige te horen.
2.2.1.
De verdachte is door de Kantonrechter in de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 november 2012 bij verstek veroordeeld ter zake van 1. "overtreding van het bepaalde in artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994" tot vier weken hechtenis en ter zake van 2. "overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen" tot een geldboete van € 430,-, subsidiair 8 dagen hechtenis, met verbeurdverklaring van een snorfiets (Peugeot Speedfighter). Op 19 september 2014 is door de verdachte hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat het beroep niet binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn is ingesteld. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"Ingevolge artikel 408, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient indien het eerste lid van voornoemd wetsartikel niet van toepassing is, het hoger beroep te worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is.
De kantonrechter heeft op 12 november 2012 bij verstek vonnis gewezen.
In het dossier bevindt zich een akte van uitreiking mededeling uitspraak 12 november 2012, waaruit blijkt dat de verdachte op 21 januari 2013 geweigerd heeft deze akte in ontvangst te nemen. Hieruit leidt het hof af dat verdachte op 21 januari 2013 bekend is geworden met het feit dat de kantonrechter op 12 november 2012 uitspraak in zijn zaak heeft gedaan. Dat verdachte geen kennis heeft genomen van de inhoud van het vonnis doet daar niet aan af, nu verdachte daarvan wel kennis had kunnen nemen indien hij de akte aangenomen had. Verdachte had gelet op het voorgaande binnen een termijn van veertien dagen na 21 januari 2013 hoger beroep dienen in te stellen.
De verdachte heeft echter eerst op 19 september 2014 tegen voornoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Nu het hoger beroep, blijkens het vorenstaande, niet tijdig is ingesteld en niet is gebleken van omstandigheden die deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn, dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep."
2.2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De voorzitter stelt de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde en deelt mede.
Het beroepen vonnis is op 12 november 2012 door de kantonrechter bij verstek uitgesproken. Uit de akte van uitreiking van de mededeling uitspraak blijkt dat verdachte op 21 januari 2013 geweigerd heeft de gerechtelijke brief in ontvangst te nemen. Het hoger beroep is eerst op 19 september 2014 door verdachte ingesteld.
De advocaat-generaal deelt daarop mede.
Ik zie inderdaad dat de optie dat de geadresseerde de brief weigert, is aangekruist. De appeltermijn van veertien dagen is derhalve op 21 januari 2013 gaan lopen. Het door verdachte ingestelde hoger beroep is tardief. Ik vorder dat het hof verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren.
De raadsman reageert daarop als volgt.
De verdediging betwist dat verdachte de uitreiking van de gerechtelijke brief heeft geweigerd. Verdachte was destijds niet op de [a-straat 1] te [plaats A] woonachtig. Wellicht heeft de postbode, die de brief wilde uitreiken, de vader van verdachte gesproken. Er rest mij niets anders dan het hof te verzoeken de desbetreffende postbode te horen.
De advocaat-generaal persisteert bij zijn standpunt.
De voorzitter deelt als volgt mede.
Vaststaat dat de postbode op de uitreikingsakte heeft aangetekend dat de geadresseerde, zijnde verdachte, geweigerd heeft de gerechtelijke brief in ontvangst te nemen. De enkele mededeling dat het niet verdachte was die de brief heeft geweigerd is voor mij onvoldoende, nu verdachte hier niet ter terechtzitting aanwezig is en zijn vader evenmin. Nergens blijkt uit dat het niet verdachte was die de brief heeft geweigerd. Dat verdachte de inhoud van de brief niet heeft bekeken doet er niet aan af dat hij kennis had kunnen nemen van de inhoud.
Gelet op het voorgaande wijs ik het verzoek van de raadsman tot het horen van de postbode, mede gelet op het tijdsverloop, af."
2.2.4.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) de stukken zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 (i) tot en met 4 (v). Deze stukken houden onder meer in dat op 21 januari 2013 de hiervoor onder 2.2.2 en 2.2.3 vermelde mededeling uitspraak is aangeboden op het adres [a-straat 1] te [plaats A] ;
(ii) het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015 met daaraan gehecht een ID-staat SKDB van 31 december 2014 inhoudende dat de verdachte van 16 januari 2013 tot 5 september 2014 in de GBA (thans BRP) was ingeschreven op het adres [b-straat 1] te [plaats B] .
2.3.
Het Hof heeft het verzoek van de raadsman van de verdachte om de postbode die op 21 januari 2013 tevergeefs de door het Hof vermelde mededeling uitspraak heeft aangeboden op het adres [a-straat 1] te [plaats A] als getuige te horen, afgewezen "mede gelet op het tijdsverloop" en op de grond dat de verdachte "niet ter terechtzitting aanwezig is en zijn vader evenmin [en] nergens uit blijkt dat het niet verdachte was die de brief heeft geweigerd".
Voormeld verzoek van de raadsman van de verdachte is gedaan tegen de achtergrond van de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het Hof heeft de verdachte, mede gelet op hetgeen de postbode heeft gerelateerd in de akte van uitreiking, niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Gelet hierop en in het licht van hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd alsmede in aanmerking genomen dat de verdachte ten tijde van de aanbieding van de mededeling uitspraak in de GBA stond ingeschreven op een adres in [plaats B] en niet op het adres in [plaats A] waar de mededeling is aangeboden, is 's Hofs afwijzing van het verzoek de postbode op te roepen als getuige niet zonder meer begrijpelijk.
2.4.
Voor zover het middel hierover klaagt is het terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 december 2015.