Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
15 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1983, in cassatie is gegaan. De advocaat van de betrokkene, mr. M.G. Cantarella, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat is gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover deze in eerste aanleg mocht zijn vernietigd, en tot nietigverklaring van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de stukken van het geding in het ongerede zijn geraakt, waardoor de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst. Gelet op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het middel doel treft. Om doelmatigheidsredenen heeft de Hoge Raad besloten de zaak zelf af te doen en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel nietig te verklaren. Dit is gebaseerd op artikel 511e in verbinding met artikel 349, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen niet in staat zou zijn te beraadslagen en beslissen over de vordering.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens voor zover de uitspraak van de Rechtbank mocht zijn vernietigd, en heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel nietig verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.