ECLI:NL:HR:2015:3566

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
15/01059
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over alimentatie en falende klachten tegen toewijzing verzoek nihilstelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, waarin haar verzoek tot nihilstelling van alimentatie was afgewezen. De rechtbank Den Haag had eerder op 25 februari 2014 in eerste aanleg een beschikking gegeven, die door het hof op 3 december 2014 werd bevestigd. De vrouw was van mening dat de klachten die zij had aangevoerd tegen de toewijzing van het verzoek tot nihilstelling, gegrond waren en dat het hof deze ten onrechte had verworpen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatierekest waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad verwees naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarin is bepaald dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder inhoudelijk heeft beoordeeld, maar de beslissing van het hof heeft bevestigd.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijk maakt onder welke omstandigheden klachten tegen een beschikking in cassatie kunnen worden verworpen. De beslissing benadrukt ook de rol van de Hoge Raad als hoogste rechter in het Nederlandse rechtsstelsel, waarbij de focus ligt op de rechtsontwikkeling en de eenheid van rechtspraak.

Uitspraak

11 december 2015
Eerste Kamer
15/01059
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/09/422886 FA RK 12-5081 van de rechtbank Den Haag van 25 februari 2014;
b. de beschikking in de zaak met nummers 200.149.414/01 en 200.149.565/01 van het gerechtshof
Den Haag van 3 december 2014.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 december 2015.