ECLI:NL:HR:2015:3548

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
15/01711
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van Stichting [X] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzet van belanghebbende tegen twee naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen. De Rechtbank had op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie, maar het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard door de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 1 augustus 2015 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie werd het griffierecht opnieuw opgevraagd, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

11 december 2015
Nr. 15/01711
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 17 februari 2015, nrs. SGR 14/2412 en SGR 14/2415, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van Rechtbank betreffende twee naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 1 augustus 2015 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 september 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2015.