Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 11 juli 2014 was gewezen. De zaak betreft naaktrecreatie in de Delftse Hout en de vraag of de plaats geschikt was voor ongeklede recreatie, zoals bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1950, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Gerechtshof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten door een onjuiste uitleg te geven aan de term "plaats die niet voor ongeklede recreatie geschikt was". Dit oordeel is gebaseerd op de gronden die zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest (ECLI:NL:HR:2015:3462). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klacht gegrond is en dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd en dat de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, waar de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.