Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 11 juli 2014 werd uitgesproken in de strafzaak met nummer 22/000556-14. De verdachte, geboren in 1952, was betrokken bij een zaak die betrekking had op naaktrecreatie in de Delftse Hout. De Hoge Raad heeft op 8 december 2015 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 14/03588. De kern van de zaak betreft de uitleg van artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht, dat gaat over de geschiktheid van een plaats voor ongeklede recreatie. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging had verlaten door een onjuiste uitleg te geven aan de term 'plaats die niet voor ongeklede recreatie geschikt was'. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug voor herbehandeling. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.