Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.Beoordeling van het derde namens de verdachte voorgestelde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
17 februari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van seksuele ontucht met een minderjarige, waarbij hij ontkende dat hij de aangeefster seksueel had binnengedrongen. De verdediging verzocht om de aangeefster als getuige te horen over haar verklaring bij de politie, waarin zij stelde dat de verdachte met een of meer vingers in haar vagina was gegaan. Het Hof wees dit verzoek af, omdat het volgens hen niet noodzakelijk was voor de verdediging, aangezien de verdachte zelf had verklaard de ontblote vagina van de aangeefster te hebben betast en gestreeld. De Hoge Raad oordeelde echter dat de motivering van het Hof voor de afwijzing van het getuigenverzoek onvoldoende was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug, zodat deze opnieuw kan worden berecht. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van getuigen in strafzaken, vooral wanneer de verklaringen van de verdachte en de aangeefster tegenstrijdig zijn.