ECLI:NL:HR:2015:350

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
13/02516
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afwijzing getuigenverzoek in seksuele ontuchtzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van seksuele ontucht met een minderjarige, waarbij hij ontkende dat hij de aangeefster seksueel had binnengedrongen. De verdediging verzocht om de aangeefster als getuige te horen over haar verklaring bij de politie, waarin zij stelde dat de verdachte met een of meer vingers in haar vagina was gegaan. Het Hof wees dit verzoek af, omdat het volgens hen niet noodzakelijk was voor de verdediging, aangezien de verdachte zelf had verklaard de ontblote vagina van de aangeefster te hebben betast en gestreeld. De Hoge Raad oordeelde echter dat de motivering van het Hof voor de afwijzing van het getuigenverzoek onvoldoende was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug, zodat deze opnieuw kan worden berecht. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van getuigen in strafzaken, vooral wanneer de verklaringen van de verdachte en de aangeefster tegenstrijdig zijn.

Uitspraak

17 februari 2015
Strafkamer
nr. S 13/02516
KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 7 mei 2013, nummer 21/004953-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G. Meijers en F.P. Slewe, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft mr. J.A. Pieters, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing of verwijzing van de zaak, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 november 2011 te Zeist, met [betrokkene], van wie hij, verdachte, wist dat [betrokkene] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat [betrokkene] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, bestaande voornoemde handelingen uit het meermalen
- laten uit/-opendoen, althans het omlaag laten trekken, van de bovenkleding van [betrokkene] en
- aanraken/betasten van de borsten van [betrokkene] en
- zoenen van de borsten en
- laten losmaken van de riem van [betrokkene] en met zijn handen in de onderbroek van [betrokkene] gaan en
- aanraken/betasten van de vagina van [betrokkene] en
- vervolgens met een vinger in de vagina van [betrokkene] gaan."
2.2.
Deze bewezenverklaring berust, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pag. 40 t/m 43), nr. PL0981 2011244695-10, gesloten en ondertekend door [verbalisant] voornoemd, inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, bevond mij op 29 november 2011 in de regieruimte van de kindvriendelijke interviewruimte van de politie Utrecht.
In de interviewruimte werd vandaag gehoord:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats].
Ik hoorde dat [betrokkene] aan de interviewer onder andere verklaarde dat:
Zij de man op de markt was tegengekomen. Hij haar in de bus op haar borst had gezoend.
Opmerking verbalisant:
[betrokkene] wijst tegelijkertijd op haar borst.
Ze haar riem los deed. Hij "erin" had gezeten.
Opmerking verbalisant:
[betrokkene] wijst tegelijkertijd naar haar kruis.
Op de vraag van de interviewer: "Hoe vaak het was gebeurd dat hij aan haar kruis heeft gezeten" antwoordde [betrokkene]:
Elke donderdag als hij er was.
Hij zijn hand er in deed.
Hij haar ook masseerde.
Hij haar vroeg haar riem en broek los te maken.
Hij toen met zijn hand er in ging. Zo in de onderbroek.
Hij ging voelen.
Opmerking verbalisant:
Ik zag dat de interviewer een hand tot vuist balde met een opening erin. Hierbij zei
de interviewer: Als dit nou de vagina voorstelt, gaat hij dan in je vagina?"
Ik zag dat de interviewer hierbij zijn vinger in de opening stak.
Ik, verbalisant, zag dat [betrokkene] ook een hand tot vuist balde met daarin een opening.
Ik zag dat [betrokkene] één of meer vingers van haar andere hand in de opening stak.
3. de door verdachte ter zitting in eerste aanleg afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
[betrokkene] heeft mij sinds maart of april 2011 bezocht bij mijn marktkraam in Zeist. Sindsdien heeft zij mij wekelijks geholpen. Op een later moment na augustus 2011 heb ik de schouders van [betrokkene] gemasseerd. Ik heb haar toen gevraagd haar jas uit te doen en haar vest omlaag te trekken. Tevens heb ik haar borsten betast en gezoend. Ik heb haar gevraagd haar riem los te maken en ik ben met mijn hand in haar onderbroek gegaan en ik heb haar vagina betast.
4. de door verdachte ter zitting van het hof afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Toen ik met mijn hand aan de voorkant in haar broek ging, heb ik haar vagina betast en gestreeld. Dit heeft twee keer in de bus en één keer bij de marktkraam
plaatsgevonden."

3.Beoordeling van het derde namens de verdachte voorgestelde middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof het verzoek om de aangeefster [betrokkene] als getuige te horen heeft afgewezen op gronden die deze afwijzing niet kunnen dragen.
3.2.1.
De appelschriftuur van de raadsman van de verdachte houdt omtrent het verzoek om [betrokkene] als getuige te horen onder meer in:
"1. Cliënt ontkent dat hij aangeefster seksueel is binnengedrongen.
(...)
In de eerste plaats is het in het verdedigingsbelang om in hoger beroep de volgende getuigen te horen:
1. [betrokkene] (36-43)
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
wonende [a-straat], te [geboorteplaats]
[betrokkene] is de aangeefster. De rechtbank heeft voor het seksueel binnendringen de verklaring van aangeefster als bewijs gebezigd. Daarnaast acht de rechtbank het bewezen dat de ontuchtige handelingen meermalen hebben plaatsgevonden. Daarbij baseert de rechtbank zich kennelijk op de verklaring van aangeefster dat de ontuchtige handelingen elke donderdag zouden hebben plaatsgevonden als cliënt er was."
3.2.2.
Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 maart 2013 gehechte pleitnotities heeft de raadsman van de verdachte voormeld verzoek aldaar herhaald. Nadat het Hof de beslissing op het verzoek bij tussenarrest van 19 maart 2013 had aangehouden tot na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, heeft de raadsman het verzoek na de hervatting van het onderzoek op de terechtzitting van
23 april 2013 herhaald en daartoe het volgende aangevoerd:
"1. Seksueel binnendringen
De rechtbank acht het bewezen dat cliënt met één vinger in de vagina van [betrokkene] is gegaan. Dit seksueel binnendringen is gebaseerd op haar verhoor waarbij de verbalisant zou hebben gezien dat [betrokkene] haar hand balde tot een vuist met daarin een opening en dat [betrokkene] een vinger van haar hand in de opening stak.
Cliënt ontkent deze handeling te hebben verricht bij [betrokkene].
(...)
Aangezien deze handeling slechts gebaseerd is op gebarentaal van [betrokkene] heeft de verdediging verzocht [betrokkene] hierover nader te horen. (...)
Ik merk nog op dat het Hof mij de gelegenheid heeft gegeven om de beelden te bekijken van het verhoor van [betrokkene]. De beelden waren echter niet beschikbaar door een zgn. AVR-fout tijdens de opname die niet meer te herstellen is. Ik heb dus alleen het verhoor kunnen horen en niet de gebaren kunnen waarnemen die in het verhoor van [betrokkene] een aantal keren voorkomen. Dat [betrokkene] de voormelde gebaren heeft gemaakt was voor mij dus niet te controleren. (...)
Subsidiair verzoek ik het Hof om [betrokkene] alsnog als getuige hierover te horen."
3.2.3.
Bij arrest van 7 mei 2013 heeft het Hof dit verzoek afgewezen en daartoe het volgende overwogen:
"Bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte onder meer verklaard dat hij met zijn hand aan de voorkant in de broek van aangeefster is gegaan en daarbij haar ontblote vagina heeft betast en gestreeld.
Naar het oordeel van het hof zijn bovenomschreven handelingen aan te merken als het binnendringen in het vrouwelijke geslachtsdeel.
Onder die omstandigheden bestaat naar het oordeel van het hof noch noodzaak, noch ook een verdedigingsbelang, om aangeefster nader te (doen) horen over de vraag of er sprake is geweest van enige vorm van binnendringen.
(...).
Aan het vorenstaande doet niet af naar aanleiding waarvan en de wijze waarop aangeefster tijdens haar verhoor door de politie, namelijk door middel van gebarentaal, heeft aangegeven hoe verdachte haar vagina zou zijn binnengedrongen."
3.3.
Het verzoek van de verdediging strekt ertoe om de aangeefster [betrokkene] als getuige te horen over haar bij de politie afgelegde verklaring, uit welke verklaring valt af te leiden dat de verdachte met een of meer vingers in haar vagina is gegaan. Het Hof heeft het verzoek afgewezen op de grond dat daartoe geen noodzaak en geen verdedigingsbelang bestaat aangezien reeds uit de eigen verklaring van de verdachte dat hij de ontblote vagina van de aangeefster heeft betast en gestreeld, volgt dat hij het vrouwelijk geslachtsdeel is binnengedrongen. Die gevolgtrekking is niet begrijpelijk nu zodanig binnendringen niet uit de verklaring van de verdachte kan worden afgeleid. 's Hofs motivering van de afwijzing van het getuigenverzoek schiet dan ook te kort.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen van de verdachte en het middel van de benadeelde partij geen bespreking behoeven, en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 februari 2015.