2.2.3. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125141, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde blz. 1 t/m 6). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] is enig bestuurder en aandeelhouder van [A] B.V.
[A] B.V was ten tijde van de 66ͤ West-Friese Flora verzekerd voor het risico van aansprakelijkheid bij Nationale Nederlanden met een maximum verzekerde som van 453.780,22 euro (1.000.000,- gulden).
2. Een geschrift, zijnde de polis van de Nationale Nederlanden van 3 juni 1988, doorgenummerde blz. 86.
Polisblad Aansprakelijkheidsverzekering Verzekeringnemer: [A] BV.
Verzekerde som: maximum van 1.000.000,- gulden per gebeurtenis.
De verzekering is aangegaan tot 11-03-1998 met voorzetting voor termijnen van 10 jaar.
3. Een geschrift, zijnde de bij het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010125141, gevoegde aangifte van [betrokkene 1] namens [betrokkene 2] , voorzitter van het bestuur van de Stichting Veteranenziekte, gedateerd 22 oktober 2009 (doorgenummerde blz. 10 t/m 12).
Als oorzaak van de legionellabesmetting tijdens de West-Friese Flora in 1999 stond vast dat [verdachte] , één van de bubbelbadverkopers was tekortgeschoten in zijn verplichting om voldoende hygiënische maatregelen te nemen.
In 2002 is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [verdachte] , Nationale Nederlanden, met [verdachte] overeengekomen dat een bedrag van € 577.724,11 zou worden betaald aan een Stichting [B] die uitkeringen zou moeten doen aan slachtoffers van de legionellaramp.
In februari 2009 is het bestaan van de Stichting bij toeval bekend geworden.
De op 14 mei 2009 benoemde bewindvoerder mr. B.A.I. Baks, advocaat te Groenlo, heeft gerapporteerd dat in de Stichting [B] geen gelden aanwezig zijn en evenmin ooit geweest zijn.
4. Een geschrift, zijnde een bij de aangifte gevoegde vaststellingsovereenkomst, gedateerd 21 oktober 2002 (doorgenummerde blz. 14 t/m 16)
Vaststellingsovereenkomst
[A] B.V. (verder te noemen [verdachte] )
en
Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.
In aanmerking nemende dat:
- het hof te Amsterdam bij arrest van 4 januari 2001 gewezen tussen een aantal gelaedeerden van de legionella-uitbraak en [verdachte] voorshands heeft geoordeeld dat laatstgenoemde voorshands aansprakelijk is voor de uit de legionellabesmetting voortvloeiende personenschade:
- [verdachte] en Nationale Nederlanden mede gezien de maatschappelijke functie van aansprakelijkheidsverzekering het wenselijk achten dat het maximum verzekerde som vermeerderd met de gekweekte rente wordt gestort op de rekening van een op te richten stichting met de naam Stichting [B] .
Komen overeen als volgt:
- Nationale Nederlanden zal haar maximale verplichting onder de polis zijnde € 453.780,22 betalen naar de bankrekening van de Stichting [B] .
- Naast de betaling van de in art. 1 genoemde som, betaalt Nationale Nederlanden een bedrag terzake van de wettelijke rente van het moment van de legionellabesmetting (1 maart 1999 tot de dag van betaling).
- Voorts vergoedt Nationale Nederlanden een bedrag van € 79.411,54 terzake van kosten van juridische bijstand en bijstand van deskundigen.
Aldus overeengekomen en in zesvoud ondertekend op 21 oktober 2002
[A] B.V.
Handtekening (Het hof begrijpt de handtekening van de verdachte)
Nationale Nederlanden Schadeverzekering N.V.
Handtekening
5. Een geschrift, zijnde de oprichtingsakte van de Stichting [B] , gedateerd 22 oktober 2002 (doorgenummerde blz. I 8 t/m 25)
OPRICHTING STICHTING
[A] B.V. - oprichter Stichting - draagt de naam: 'Stichting [B] '
Doel:
De stichting heeft ten doel het doen van uitkeringen aan personen die personenschade geleden hebben als gevolg van de legionellabesmetting die in het jaar 1999 heeft plaatsgevonden tijdens de West-Friese Flora.
De stichting zal haar doel onder meer verwezenlijken door:
- het doen van uitkeringen aan de slachtoffers.
Het vermogen van de stichting wordt gevormd door verzekeringsuitkeringen.
6. Een geschrift, zijnde een brief van mr. W.J. Hengeveld aan mr. J. van Rhijn, gedateerd 4 november 2002 (doorgenummerde blz. 33)
Ingesloten zend ik u een exemplaar van de vaststellingsovereenkomst (het hof begrijpt de overeenkomst zoals beschreven in bewijsmiddel 3).
Het bedrag groot € 577.724,11 is op 30 oktober jl. (het hof begrijpt: 30 oktober 2002) overgemaakt naar bankrekeningnummer [0001] (het hof begrijpt: [0001] ) ten name van de Stichting [B] , overeenkomstig de aanwijzingen van [verdachte] .
7. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20100527 1045 2216 met bijlagen, gedateerd 27 mei 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 233 t/m 243).
Uit de uitgeleverde stukken van de historische gegevens met betrekking tot ABN-AMRO bankrekening [0001] over de periode van oktober 2002 tot en met heden blijkt dat de tenaamstelling van de hiervoor genoemde rekening [verdachte] inz [B] luidt en dat [verdachte] alleen bevoegd is tot deze bankrekening.
Voorts blijkt dat op 1 november 2002 het bedrag € 577.724,11 afkomstig van Nationale Nederlanden werd bijgeschreven.
Op 5 november 2002 werd een bedrag van € 123.780,11 overgeschreven naar rekeningnummer [0002] ten name van [verdachte] . Op 22 november 2002 werden 2 bedragen te weten € 253.780,11 en € 200.000,- overgeschreven naar rekeningnummer [0003] ten name van [verdachte] met als omschrijving 'inzake [B] '.
De bankrekening met nummer [0001] had op 1 november 2002 een beginsaldo van € 0,00. Na de drie hiervoor genoemde mutaties stond de rekening wederom op € 0,00.
8. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20100624 1415 2216 met bijlagen, gedateerd 24 juni 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 244 t/m 245).
Uit de uitgeleverde stukken van de historische gegevens met betrekking tot ABN-AMRO bankrekening [0003] over de periode van oktober 2002 tot en met heden blijkt dat de tenaamstelling van de hiervoor genoemde rekening [verdachte] luidt.
Voorts blijkt dat het beginsaldo per 22 november 2002 € 0,00 bedroeg. Op 22 november 2002 worden er twee bedragen afkomstig van rekeningnummer [0001] ten name van [verdachte] inzake [B] bijgeschreven, te weten een bedrag van € 235.780,11 en een bedrag van € 200.000,-.
Op 9 mei 2003 wordt een bedrag van € 2.000,- overgeschreven naar rekeningnummer [0008] . Voorts wordt er tussen 6 mei 2003 en 24 juli 2003 in 4 porties in totaal een bedrag van € 451.360,- overgeschreven naar rekeningnummer [0002] ten name van [verdachte] .
In de periode van 25 juli 2003 tot en met heden zijn er slechts enkele mutaties geweest met geringe bedragen. Op 7 juli 2009 werd er derdenbeslag op een saldo van € 20,11 gelegd.
9. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20100624 1515 2216 met bijlagen, gedateerd 24 juni 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 251 t/m 252).
Uit de uitgeleverde stukken van de historische gegevens met betrekking tot ABN-AMRO bankrekening [0002] over de periode van oktober 2002 tot en met heden blijkt dat de tenaamstelling van de hiervoor genoemde rekening [verdachte] [B] luidt en dat [verdachte] en zijn echtgenote [betrokkene 3] bevoegd zijn tot deze bankrekening.
Voorts blijkt dat op 5 november 2002 een bedrag van € 123.944,- wordt bijgeschreven, afkomstig van [0001] t.n.v. [verdachte] . Op 6 november 2002 wordt dit bedrag doorgeboekt naar rekeningnummer [0004] t.n.v. [verdachte] en/of [betrokkene 3] .
Op 6 mei 2003 wordt een bedrag van € 433.360,- bijgeschreven, afkomstig van [0001] t.n.v. [verdachte] . Op 6 mei 2003 wordt dit bedrag overgeboekt naar een tussenrekening met rekeningnummer [0005] van de DSB Bank met als omschrijving: 'Deposito'.
Verder blijkt dat er op rekeningnummer [0002] tussen 18 november 2002 en 19 oktober 2006 in totaal een bedrag van € 435.450,- wordt bijgeboekt, afkomstig van rekeningnummer [0004] t.n.v. [verdachte] e/o [betrokkene 3] .
Daarnaast wordt de ABN AMRO privé rekening [0002] gebruikt voor tal van uitgaven.
10. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20100816 1430 2216 met bijlagen, gedateerd 16 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 298 t/m 299).
Uit de uitgeleverde stukken van de historische gegevens met betrekking tot ABN-AMRO bankrekening [0004] over de periode van oktober 2002 tot en met heden blijkt dat de tenaamstelling van de hiervoor genoemde rekening [verdachte] en/of [betrokkene 3] luidt en dat [verdachte] en zijn echtgenote [betrokkene 3] bevoegd zijn tot deze bankrekening.
Voorts blijkt dat het beginsaldo per 6 november 2002 € 0,00 bedraagt. Op 6 november 2002 wordt een bedrag van € 123.944,- afkomstig van rekeningnummer [0002] t.n.v. [verdachte] bijgeschreven.
Daarnaast is via een tussenrekening van DSB Bank een bedrag van € 20.000,- en een bedrag van 15.000,-, afkomstig van DSB Deposito [0007] op deze rekening bijgeschreven. Daarnaast is in totaal een bedrag van € 457.000,- afkomstig van de DSB internet spaarrekening nummer [0006] op deze rekening bijgeschreven.
Verder is een bedrag van in totaal € 435.450,- overgeboekt naar de privé rekening met nummer [0002] .
11. Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20100705 1045 2216 met bijlagen, gedateerd 5 juli 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde blz. 312 t/m 313).
Uit de uitgeleverde stukken van de historische gegevens met betrekking tot DSB Bank depositorekening [0005] over de periode van oktober 2002 tot en met heden blijkt dat de rekening met voornoemd rekeningnummer een tussenrekening van de DSB Bank is en dat de deposito van [verdachte] (hierna genoemd [verdachte] ) onder een ander nummer bij de bank bekend is.
Voorts blijkt dat [verdachte] een depositorekening voor 1 jaar vast bij de DSB Bank heeft gehad onder nummer [0007] .
Daarnaast hadden [verdachte] en/of [betrokkene 3] een internetspaarrekening bij de DSB Bank onder nummer [0006] . Laatstgenoemde rekening door het faillissement van de DSB Bank in oktober 2009 gesloten.
Uit de stukken van de depositorekening blijkt dat op 8 mei 2003 een bedrag van € 433.360,- is bijgeboekt, afkomstig van de tussenrekening met nummer [0005] van de DSB Bank. Hierbij wordt opgemerkt dat [verdachte] op 7 mei 2003 dit bedrag van zijn ABN AMRO bankrekening met nummer [0002] naar genoemde tussenrekening heeft overgemaakt.
Tevens blijkt dat op 19 januari 2004 een bedrag van € 15.000,- en op 30 maart 2004 een bedrag van € 20.000,- wordt overgemaakt naar ABN AMRO bankrekening [0004] ten name van [verdachte] .
Op 8 mei 2004 wordt een bedrag van € 398.110,- vanaf deposito overgeboekt naar de internetspaarrekening met nummer [0006] van [verdachte] bij de DSB Bank.
Op 8 mei 2005 is op het depositonummer [0007] € 398.110,- bijgeboekt. In totaal wordt een bedrag van € 457.000,- overgeboekt naar de ABN AMRO rekening met nummer [0004] t.n.v. [verdachte] en/of [betrokkene 3] . Per 1 november 2009 bedraagt het saldo op deze rekening € 629,78.
12. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2014.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het geld, dat Nationale Nederlanden heeft uitgekeerd op mijn rekening eindigend op 448, heb ik uitgegeven aan advocatenkosten en aan mezelf ten behoeve van de procedures die ik heb gevoerd. Ik heb dat geld niet uitgekeerd aan de slachtoffers omdat nooit is komen vast te staan dat de oorzaak van de legionellaramp aan mij te wijten was. Het geld is op, ik heb niets meer. Ik heb de verzekeringsuitkering besteed aan juridische kosten, onderzoekskosten en een vergoeding voor de door mij aan deze kwestie besteedde tijd, Dit laatste kan zeer wel een ton bedragen hebben."