Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 11 juli 2014 werd uitgesproken in de strafzaak met nummer 22/000551-14. De verdachte, geboren in 1955, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Advocaat-Generaal bij het Hof, A.E. Harteveld, heeft in zijn schriftelijke conclusie gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De raadsman van de verdachte, G. Spong, heeft het beroep tegengesproken en schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel, dat klaagt over het verlaten van de grondslag van de tenlastelegging door het Hof, gegrond is. Het Hof heeft volgens de Hoge Raad een onjuiste uitleg gegeven aan de uitdrukking "plaats die niet voor ongeklede recreatie geschikt was" zoals bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad verwijst naar de gronden die zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest (ECLI:NL:HR:2015:3462) en concludeert dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
De beslissing van de Hoge Raad is om het bestreden arrest te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op 8 december 2015 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.