Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in eerste instantie veroordeeld voor het opzettelijk behulpzaam zijn bij de teelt van hennep. De kern van de zaak draaide om de vraag of het opzet van de verdachte op het helpen bij de hennepteelt voldoende was gemotiveerd. De verdachte had opruimwerkzaamheden verricht in een woning waar een hennepkwekerij was aangetroffen. De officier van justitie stelde dat het opruimen niet slechts als behulpzaamheid achteraf kon worden gekwalificeerd, maar dat het onderdeel uitmaakte van een cyclus van hennepteelt. De verdediging voerde echter aan dat de verdachte niet medeplichtig was aan de hennepkwekerij, omdat zijn werkzaamheden slechts achteraf waren en niet strafbaar gesteld. De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsvoering niet kon worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was bij de hennepteelt. De enkele omstandigheid dat de verdachte had moeten weten dat hij schoonmaakte met het doel een volgende oogst voor te bereiden, was onvoldoende om opzet aan te nemen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.