ECLI:NL:HR:2015:347

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
14/03187
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk opzet op doodslag met vrachtwagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1967, was betrokken bij een dodelijk ongeval op 8 april 2011 te Barendrecht, waarbij hij met zijn vrachtwagen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte, na een discussie met het slachtoffer, met zijn vrachtwagen wegreed terwijl het slachtoffer aan de voorkant van de vrachtwagen hing. Ondanks dat de verdachte het slachtoffer op een gegeven moment niet meer kon zien, heeft hij doorgereden, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer zou overrijden en dat hij deze kans heeft aanvaard. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld over het voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

17 februari 2015
Strafkamer
nr. 14/03187
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 november 2013, nummer 22/005231-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde opzet van de verdachte uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 08 april 2011 te Barendrecht, op de openbare weg (te weten de rotonde van de Henri Dunantlaan met de Dudokdreef), opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte daar opzettelijk met een vrachtwagen tegen [slachtoffer] aangereden en over [slachtoffer] heengereden, tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2013 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op 8 april 2011 ging ik met de trekker naar het transportbedrijf [A] van [slachtoffer] in Barendrecht om met [slachtoffer] te praten.
[slachtoffer] en ik zijn samen zijn kantoor binnengegaan en daar is een discussie ontstaan tussen ons.
Na het gesprek met [slachtoffer] ben ik het bedrijf uit gelopen en ben ik in de cabine van de trekker gestapt. Ik heb vervolgens mijn vrouw gebeld. Ik ben weggereden en heb 112 gebeld toen ik [slachtoffer] buiten zag.
Op enig moment had [slachtoffer] de trekker vooraan bij het raam vast. Daar hangen drie handgrepen.
Ik had hem eerst in het zicht. Op een gegeven moment zag ik hem niet meer en ben ik doorgereden.
Indien een persoon binnen een meter afstand van mijn cabine staat, dan kan ik hem niet meer met het blote oog waarnemen.
Als een persoon voor de wagen staat en je rijdt door, ben je je ervan bewust dat je die persoon kan overrijden.
2. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 oktober 2011 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik heb hem (het hof begrijpt: [slachtoffer]) altijd in het zicht gehad toen hij er aan hing (het hof begrijpt: aan de vrachtwagen). Op een gegeven moment is hij er af gegaan. Ik keek naar links, naar rechts en voor mij en ik zag hem niet meer. Toen heb ik mijn weg vervolgd. Het moment tussen het hem niet meer zien en het doorrijden heeft een seconde geduurd.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 april 2011 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. P117J0 2011107252-43. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 15 april 2011 afgelegde verklaring van [verdachte]:
Ik zag dat [slachtoffer] voor mijn vrachtwagen ging staan. Ik heb toen lang getoeterd, maar [slachtoffer] bleef voor mijn vrachtwagen staan. Ik zag dat [slachtoffer] zelfs aan de vrachtwagen ging hangen. Halverwege de rotonde kwam er een moment dat ik [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) helemaal niet meer zag.
4. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2011.04.08.124, d.d. 9 september 2011, opgemaakt en ondertekend door de deskundige P.M.I. van Driessche, arts en patholoog. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze deskundige:
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] wordt het intreden van de dood zondermeer verklaard aan de hand van algemene weefselschade opgelopen door fors bloedverlies in combinatie met secundaire belemmering van de ademhaling (ten gevolge van een overrijding).
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2011 van de politie Rotterdam - Rijnmond met nr. PL17J0 2011107252-46. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op maandag 18 april 2011 werden door mij, verbalisant, een achttal fotoprints gemaakt van de videobewakingsbeelden van de camera die zicht biedt op het Bijdorpplein en de rotonde op de Henry Dunantlaan in de gemeente Barendrecht. De fotoprints hebben betrekking op de periode gelegen tussen vrijdag 8 april 2011 tussen 11.49.55 uur en 11.50.30 uur.
Op genoemde prints werd door mij het navolgende waargenomen:
Foto 1: (08-04-11 11.49.55)
De blauwe trekker van verdachte rijdt op het Bijdorpplein in de richting van de Henry Dunantlaan.
[slachtoffer] houdt zich aan de voorzijde van het voertuig vast.
Foto 4: (08-04-11 11.50.14)
De blauwe trekker van de verdachte rijdt halverwege de rotonde van Henry Dunantlaan, [slachtoffer] staat voor de trekker en plaatst een gestrekte arm tegen de voorzijde van genoemd voertuig.
Foto 5: (08-04-11 11.50.21)
De blauwe trekker van de verdachte rijdt halverwege de rotonde op de Henry Dunantlaan, [slachtoffer] staat voor de trekker, [slachtoffer] wordt als het ware "opgeduwd" door de trekker.
Foto 6: (08-04-11 11.50.25)
De blauwe trekker van de verdachte rijdt op "driekwart" op de rotonde van de Henry Dunantlaan. [slachtoffer] wordt door de voorzijde van trekker over het wegdek meegesleurd.
Foto 7: (08-04-11 11.50.27)
De blauwe trekker van de verdachte voegt uit op de rotonde op de Henry Dunantlaan, [slachtoffer] bevindt zich onder het voertuig.
Foto 8: (08-04-11 11.50.30)
[slachtoffer] ligt op de rijbaan op de Henry Dunantlaan.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 april 2011 van de politie Rotterdam - Rijnmond met nr. P117J0 2011107252-20. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 8 april 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Op een gegeven moment hoorde ik toeteren. Ik keek uit het raam en zag in de straat voor ons gebouw, dat is de Bijdorp Oost, een lichtblauwe trekker staan. Ik zag voor de trekker een man staan. Ik zag dat de man de trekker tegen probeerde te houden. Dat zag ik aan de manier waarop de man voor de trekker stond en aan de wijze waarop hij met zijn armen stond te zwaaien. Ik zag dat de bestuurder van de trekker steeds gas gaf en dan weer afremde. De man voor de trekker ging niet weg en bleef er maar voor staan en lopen. Dit herhaalde zich steeds weer. Ik zag dat de bestuurder van de trekker op een gegeven moment weer gas gaf en dat de man voor de trekker de voorkant van de trekker vastpakte en eraan ging hangen. Ik zag dat de trekker de rotonde opreed en dat de man nog steeds aan de voorzijde van de trekker hing.
Ik zag dat de bestuurder van de trekker duidelijk meer gas gaf met de man nog steeds aan de voorkant van de trekker hangend. Ik zag dat de bestuurder van de trekker hard af remde. Ik zag dat de man die aan de voorkant van de trekker hing er af viel en op de grond terecht kwam. Ik zag dat de trekker weer iets optrok en dat de man toen de bumper aan de voorkant van de trekker vastpakte. Ik zag dat de bestuurder van de trekker iets meer gas gaf en dat de man die op de grond terecht was gekomen een klein stukje aan de voorkant onder de trekker terecht kwam. Ik zag dat de bestuurder van de trekker stopte en tot stilstand kwam. Ik zag toen dat de bestuurder van de trekker gas gaf en toen over de man onder de trekker heen reed. Ik zag de trekker zelfs iets omhoog komen toen deze over de man heen reed.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 april 2011 van de politie Rotterdam - Rijnmond met nr. P117J0 2011107252-15. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 8 april 2011 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Toen ik bij de rotonde kwam bij het bedrijventerrein Bijdorp Oost zag ik op een gegeven moment een lichtblauwe trekker rijden. Deze trekker reed zonder oplegger. Ik zag dat een man aan de voorkant van deze trekker hing. Ik zag dat de bestuurder van de trekker steeds een stukje optrok en dan weer afremde terwijl die man daar zo voor aan die trekker hing.
Ik zag dat de bestuurder van de trekker een aantal keren achter elkaar remde en dan weer gas gaf en een stukje optrok. Ik zag dat de trekker de rotonde opreed. Het was mij duidelijk dat de man voor die trekker wilde dat de bestuurder van de trekker stopte."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Het hof gaat naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en op grond van de gebezigde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 8 april 2011 is de verdachte met een vrachtwagen - die hij via het transportbedrijf van [slachtoffer] (het latere slachtoffer) leasede - naar het transportbedrijf [A] van [slachtoffer] in Barendrecht gereden.
Na aankomst aldaar heeft op het kantoor een discussie tussen de verdachte en het slachtoffer plaatsgevonden.
Hierop heeft de verdachte het pand verlaten en is hij naar zijn vrachtwagen gelopen. In de cabine van zijn vrachtauto heeft de verdachte met het alarmnummer 112 en zijn vrouw gebeld. De verdachte is met zijn vrachtwagen weggereden. Rijdend op de Bijdorp Oost in Barendrecht zag hij dat het slachtoffer voor zijn vrachtwagen ging staan. De verdachte heeft getoeterd, het slachtoffer bleef voor de vrachtwagen staan en ging aan de vrachtwagen hangen. Met het slachtoffer hangend aan handgrepen aan de voorzijde van zijn vrachtwagen, is de verdachte richting een nabijgelegen rotonde gereden. Op die rotonde heeft de verdachte - terwijl het slachtoffer zich aan de voorkant aan zijn vrachtwagen bevond - meermalen gas gegeven en geremd. Al die tijd bleef het slachtoffer vlak voor de vrachtwagen staan. Ongeveer halverwege de rotonde heeft de verdachte gas gegeven, is het slachtoffer gevallen en is de verdachte met zijn vrachtwagen over het slachtoffer heengereden. Ten gevolge hiervan is het slachtoffer overleden.
(...)
Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling daarvan is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij het slachtoffer in het zicht heeft gehad toen het slachtoffer aan de wagen hing en dat hij op een gegeven moment het slachtoffer niet meer zag.
De verdachte zag het slachtoffer nergens staan en dacht dat het slachtoffer in de berm zou staan. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zich ervan bewust was, dat het moeilijk was om een persoon, die zich vlak voor de vrachtwagen bevond, vanuit de vrachtwagen te zien. Verder heeft hij verklaard dat hij zich ten tijde van het wegrijden van het feit bewust was dat, als het slachtoffer zich op dat moment vlak voor de vrachtwagen bevond, hij door weg te rijden met zijn vrachtwagen over het slachtoffer heen zou kunnen rijden.
Het hof is van oordeel dat, mede gelet op de vasthoudendheid van het slachtoffer dat zich reeds gedurende langere tijd bevond respectievelijk hangend aan de vrachtwagen en staande voor de vrachtwagen, de verdachte uit de enkele omstandigheid dat hij het slachtoffer op enig moment niet meer waarnam, onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze niet de conclusie heeft mogen trekken dat het slachtoffer zich niet meer voor de vrachtwagen bevond.
Het is een algemene ervaringsregel dat wanneer iemand wordt overreden door een vrachtwagen als die welke door de verdachte werd bestuurd - ook met de snelheid waarmee de verdachte dat heeft gedaan - de kans aanmerkelijk is dat die persoon daardoor komt te overlijden.
De hiervoor weergegeven gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden en dat derhalve het opzet van de verdachte in voorwaardelijke zin op de dood van het slachtoffer was gericht, waaraan niet kan afdoen hetgeen door de raadsman in dit verband voor het overige naar voren is gebracht.
Gelet op het vorenstaande is het hof - evenals de advocaat-generaal - van oordeel dat het primair impliciet subsidiar ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen."
2.3.
Het middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat bij de verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer]. Met zijn overweging dat "de verdachte uit de enkele omstandigheid dat hij het slachtoffer op enig moment niet meer waarnam, onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze niet de conclusie heeft mogen trekken dat het slachtoffer zich niet meer voor de vrachtwagen bevond" heeft het Hof, dat heeft vastgesteld dat de verdachte reeds na een seconde is doorgereden, als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de verklaring van de verdachte dat hij "dacht dat het slachtoffer in de berm zou staan" niet aannemelijk is.
Daarvan uitgaande en mede in aanmerking genomen dat de verdachte [slachtoffer] in het zicht heeft gehad toen deze aan de vrachtwagen hing, hij - in de woorden van de toelichting op het middel - door telkens te remmen en weer langzaam op te trekken heeft geprobeerd [slachtoffer] ertoe te bewegen de vrachtauto los te laten, en hij op een gegeven moment [slachtoffer] niet meer zag, geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte door verder te rijden met de vrachtauto, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te vallen en zou komen te overlijden door onder de rijdende vrachtauto te komen, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
2.4.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 februari 2015.