Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
1 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 28 januari 2014 werd gewezen. Het arrest had betrekking op een strafzaak met nummer 21/003941-13. De verdachte, geboren in 1960, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. L.S. Slinkman, gevestigd te Hoogezand. In de schriftelijke verdediging zijn middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht en daar deel van uitmaken.
De Advocaat-Generaal, P.C. Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 1 december 2015 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker. De uitspraak is gedaan tijdens een openbare terechtzitting.