ECLI:NL:HR:2015:3430

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
14/00899
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel door gooien van vuurwerkbom op ME-bus

In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het gooien van een vuurwerkbom op een dienstmotorvoertuig van de Mobiele Eenheid (ME) tijdens een voetbalwedstrijd op 1 december 2012. De verdachte, geboren in 1972, heeft het vuurwerk op het dak van het ME-busje gegooid terwijl een politieambtenaar in het voertuig zat. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op de vraag of er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het opzet niet voldoende gemotiveerd was. De verdediging stelde dat de kans op zwaar lichamelijk letsel niet aanmerkelijk was, gezien het feit dat het vuurwerk op een gepantserd voertuig was gegooid. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de veroordeling in stand blijven.

Uitspraak

1 december 2015
Strafkamer
nr. S 14/00899
KD/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 januari 2014, nummer 22/001723-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het onder 1 bewezenverklaarde wat betreft het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 01 december 2012 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten een politieambtenaar van de politie Rotterdam Rijnmond genaamd [verbalisant 1] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet brandend zwaar vuurwerk (een vuurwerkbom) op het dak van een dienstmotorvoertuig van de mobiele eenheid heeft gegooid, terwijl [verbalisant 1] in voornoemd dienstmotorvoertuig zat als chauffeur bij de mobiele eenheid van politie Rotterdam-Rijnmond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17K0 2012557394-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 1 en 2):
als relaas van de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , dan wel één hunner:
Op 1 december 2012 waren wij aanwezig bij de voetbalregeling Feyenoord-RKC. Wij bevonden ons op het Van Zandvlietplein te Rotterdam aan de zijde van het "Topsportcentrum". Het herkenbaar dienstmotorvoertuig, voorzien van [kenteken], waar wij gebruik van maakten stond op dat moment geparkeerd op het Van Zandvlietplein.
Te 18:12 uur zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat er een groep van ongeveer vijf á zes mannen het voornoemde dienstmotorvoertuig passeerde. Ik zag dat de voornoemde groep stil bleef staan en dat de afstand tussen de groep en het dienstmotorvoertuig ongeveer tien meter was. Ik zag dat een van de mannen met zijn gezicht in de richting van het dienstmotorvoertuig stond. Ik zag dat de voornoemde man een blanke man was die een muts op had. Ik zag dat de voornoemde man iets in zijn hand vast had en dat het voorwerp rookte.
Ik zag dat de voornoemde man een gooi beweging maakte en dat hij het rokende voorwerp in de richting van het dienstmotorvoertuig gooide en dat het voorwerp op het dak van het dienstmotorvoertuig terecht kwam. Ik zag dat het rokende voorwerp, vanaf het moment dat de man het vasthad tot het moment dat het op het dak van het dienstmotorvoertuig terecht kwam, in de lucht een rookspoor had achtergelaten.
Te 18:13 uur ben ik met verbalisant [verbalisant 2] meegelopen in de richting van de voornoemde groep.
Terwijl wij naar de voornoemde groep liepen hoorden wij, uit de richting van het voornoemde dienstmotorvoertuig, achter elkaar vijf á zes vuurwerk knallen en direct daarna hoorden wij een hele harde explosie. Tevens zagen wij een felle lichtflits en voelden wij een drukgolf en roken wij een sterke kruitlucht. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , voelde dat mijn linkeroor suisde.
Op het moment van de explosie zat collega [verbalisant 1] in het voornoemde dienstmotorvoertuig.
Gelet op de feiten en omstandigheden eerder genoemd in ons proces-verbaal van bevindingen hebben wij de 'voornoemde man' aangemerkt als verdachte en hebben wij hem te 18:14 uur aangehouden.
De aangehouden verdachte bleek later genaamd te zijn:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] -1972 te [geboorteplaats] en wonende [a-straat 1] te [woonplaats] .
Wij zijn met de aangehouden verdachte naar het dienstvoertuig gelopen en wij zagen dat collega [verbalisant 1] ons tegemoet kwam lopen. Hij zei dat het dak van het voertuig was vernield en dat er een flinke deuk in zat.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17C0 2012557394-14. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 3):
als relaas van de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , dan wel één hunner:
Op 1 december 2012 hebben wij verbalisanten een man op het Van Zandvlietplein te Rotterdam aangehouden die werd verdacht van het afsteken van zwaar vuurwerk. Deze aanhouding is gerelateerd onder het volgende proces-verbaalnummer: 2012557394-4.
Nadat wij de aangehouden verdachte hadden overgebracht [naar] het politiebureau en de bevindingen hadden opgemaakt zijn wij teruggegaan naar onze ME-bus. Dit betrof de ME-bus met het volgende kenteken: [kenteken].
Toen wij in de bus naar het dak keken, zagen wij dat er een gat in het dak zat. Dit gat had een doorsnede van ongeveer 15 cm. Wij zagen tevens dat er rondom het gat metaal naar binnen was gebogen. Tevens waren er koperen draden zichtbaar die mogelijk aan de speaker in de bus hadden gezeten. Deze speaker hebben wij in de bus niet meer aangetroffen, mogelijk was deze helemaal verpulverd door de explosie.
Direct onder het gat bevind zich een klapstoel, waar bij een bemand voertuig de plaatsvervanger plaats neemt. Wij zagen dat er in de bekleding van de klapstoel koperkleurige splinters metaal zaten.
3. Een proces-verbaal aangifte d.d. 1 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17D0 2012557394-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 6-7):
als de op 1 december 2012 afgelegde verklaring van [verbalisant 1] :
Op 1 december 2012 bevond ik mij op het Van Zandvlietplein te Rotterdam. Ik was op dat moment werkzaam als chauffeur bij de Mobiele Eenheid van politie Rotterdam-Rijnmond. Het voertuig waarin ik zat, was herkenbaar als voertuig van de mobiele eenheid. Het kenteken van het voertuig waar ik in zat, is [kenteken].
Ik was daar werkzaam in verband met de voetbalwedstrijd van Feyenoord tegen RKC, die later deze avond gespeeld zou worden. De spelersbus van RKC was zojuist bij het Feyenoord stadion aan de zijde van het Van Zandvlietplein gearriveerd.
Ik opende de voordeur aan de bestuurderszijde en hoorde toen een tik op het dak van het voertuig waarin ik zat. Direct hierop hoorde ik een gesis alsof er iets spetterde en direct daarop hoorde en voelde ik een oorverdovende harde knal. Ik begreep direct dat dit vermoedelijk een vuurwerkbom was geweest, die kennelijk op het dak van mijn voertuig was gegooid. Ik hoorde na de harde knal ongeveer 30 seconden lang alleen nog maar een harde piep in mijn oren. Deze harde piep trok langzaam weg maar nog steeds heb ik een enigszins doof gevoel in mijn oren en hoor ik een lichte constante piep. Toen ik later op het dak van mijn mobiele eenheid voertuig keek, zag ik dat een behoorlijke deuk in het dak was ontstaan. Voor elk optreden wordt het voertuig waar ik in rijd gecontroleerd. Dit is standaard en wordt door elke chauffeur gedaan. Toen wij omstreeks 17:00 uur deze dag wegreden zat er geen deuk in het dak.
4. Een proces-verbaal aangifte d.d. 11 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2012557394-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 26-27):
als de op 6 december 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene] :
Ik ben werkzaam als medewerker BCCB bij de politie Rotterdam-Rijnmond. Ik ben gerechtigd om namens de politie Rotterdam-Rijnmond aangifte te doen.
Ik doe aangifte van vernieling van een dienstmotorvoertuig dat eigendom is van de politie Rotterdam-Rijnmond, voorzien van [kenteken], en uitgerust als voertuig van de Mobiele Eenheid, hierna ME-bus genoemd.
Op 1 december 2012 werd dit voertuig ingezet als ME-bus bij de voetbalwedstrijd Feyenoord-RKC. Hiertoe werd het voertuig bij aanvang van de dienst gecontroleerd. Er was omstreeks 17:00 uur geen schade aan de bus.
Ik hoorde van de chauffeur van de ME-bus, [verbalisant 1] , dat er omstreeks 18:15 uur schade aan de ME-bus was ontstaan op het Van Zandvlietplein te Rotterdam. Tevens vernam ik dat er een verdachte was aangehouden voor het gooien van vuurwerk op de ME-bus.
De schade was ontstaan door vuurwerk dat op het dak van de ME-bus was gegooid.
Ik zag dat er een deuk en een gat in het dak waren ontstaan. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2013 van de politie Rotterdam-Rijnmond, Forensische Opsporing, met nr. 2012557394-17. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 73-91):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren, dan wel één hunner:
Op 2 december 2012 werden wij in kennis gesteld van het feit dat op 1 december 2012 op het Van Zandvlietplein te Rotterdam een explosief was gegooid naar een auto van de Mobiele Eenheid, verder in dit proces-verbaal ME bus genoemd.
Naar aanleiding van het bovengenoemd incident hebben wij een onderzoek ingesteld in en aan een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken 13-RXJ-l.
Bevindingen onderzoek
Tijdens het onderzoek troffen wij een ME bus aan met aan de buitenzijde een beschadigd dak. Deze beschadiging betrof een deuk met in het midden een ongelijkmatig, langwerpig gat dat ter hoogte van de stroboscoop lichtunit linksvoor was gesitueerd. Dit gat had een doorsnede van ongeveer 40 centimeter en een maximale grootte van ongeveer 16 centimeter. Tevens zagen wij dat het metalen dak van deze bus op de plek van de impact naar binnen gekruld was en dat de lak van het dak verdwenen was. De beschadigingen aan het dak passen bij het beeld dat men zou verwachten bij een beschadiging als gevolg van een explosie. Tevens zagen wij op de vloer van het tweede compartiment van de ME bus diverse onderdelen welke wij herkenden als onderdelen van een luidspreker, alsmede enkele stukken grijs hard plastic. Op de zitting van de bijrijdersstoel zagen wij een stukje metaal liggen. Eveneens zagen wij dat stukken bedrading, vermoedelijk afkomstig van de luidspreker, aanwezig waren op de hoofdsteun van de klapstoel achter de bestuurderstoel.
6. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2012557394-23. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 28-29):
als de op 11 december 2012 afgelegde verklaring van de getuige [getuige 1] :
[verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] ) heeft mij verteld dat hij er voor heeft gekozen brandend vuurwerk naar die bus te gooien.
7. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2012557394-10. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 13-14):
als de op 1 december 2012 afgelegde verklaring van de getuige [getuige 2] :
Ik heb vuurwerk afgestoken, ben gepakt en ben bij u in een celletje gezet. In de cel zat nog een man, die u [verdachte] noemde. Hij vertelde mij dat hij voor de wedstrijd een Italiaanse bom had weggegooid, toen de bus van RKC net kwam binnen rijden, waarbij de bom op het dak van een ME-busje ontplofte.
8. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 20 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17I0 2012557394-25. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 64-65):
als de op 20 december 2012 afgelegde verklaring van de verdachte:
[verdachte] , wij hebben je vriendin [getuige 1] gehoord. Zij verklaarde dat je tegen haar hebt gezegd dat je er voor hebt gekozen om de brandende vuurwerkbom naar de ME bus te gooien op het plein voor de Kuip. Klopt dat?
Dat klopt.
Het was een bolletje met een staafje. Aan het staafje zat het lontje. Ik zag dat het lontje brandde. Ik heb ervoor gekozen om dat bolletje met staafje naar de ME bus te gooien.
9. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2014 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op 1 december 2012 was ik voorafgaande aan de voetbalwedstrijd Feyenoord-RKC aanwezig bij voetbalstadion De Kuip.
Ik liep toen daar en ik droeg een muts op mijn hoofd. Ik ben daar aangehouden door de politie.
10. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond, met nr. 2012557394-24. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 31 en 32):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zondag 1 december 2012 heb ik een onderzoek ingesteld op de plaats waar de betreffende ME-bus had gestaan en waar het onbekende explosief, voorafgaand aan de voetbalwedstrijd tussen Feyenoord en RKC, tot ontploffing was gebracht. Verklaringen van een collega ME-er, een Verkeersregelaar van Feijenoord, en enkele langslopende supporters, wezen in de richting van maar één soort vuurwerk, dat is ook het vuurwerk wat [verdachte] benoemde toen hij samen met een andere arrestant(hof: de getuige [getuige 2] ) was ingesloten. Genoemd werd een Italiaanse of Napolitaanse bom.
Soortgelijk vuurwerk is in het verleden onderzocht door het NFI en wordt genoemd knalvuurwerk met lont.
Napolitaanse bommen hebben een lading met netto explosieve massa tussen de 25 en 50 gram flitspoeder.
Over het algemeen is de diameter uitwendig van een Napolitaanse bom gebruikelijk tussen de 55 en 75 millimeter. De lont heeft een maximale brand vertraging van tussen de 6- en 8 seconden. Hierna is de lont opgevouwen en met touw vast gezet, wat de werking geeft van gecompartimenteerd knal vuurwerk, wat wij kennen als een meerklapper.
De brandende lont geeft een sissend geluid, gevolgd door meerdere kleine explosies en daarna de eind explosie van de effectlading.
Ik heb enkele malen telefonisch gesproken met de heer Ing. Rikus Woortmeijer van het NFI en de heer Albert Heugen van I.o.d. Vliegende vuurwerk brigade.
Zij verklaarden ieder:
"Met wat je hebt gehoord en aan mij hebt verteld gaat het hier inderdaad om een Napolitaanse bom. Die heeft dit gedrag.
Bij een Napolitaanse bom is de effect lading meestal gecomprimeerd en vastgezet met touw en karton. De uitwerking is niet voorspelbaar".
11. Een 'Deskundigenverklaring Knalvuurwerk met lont van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag', versie 4 d.d. 24 oktober 2008. Deze verklaring houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 35):
Napolitaanse bommen
Napolitaanse bommen bestaan uit een opgevouwen en gebuisd lont, of een stuk gebuisd lont waaraan knalladingen zijn bevestigd, met aan het uiteinde een bol- of cirkelvormig voorwerp met de knallading."
2.4.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2014 heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig haar overgelegde pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Voorwaardelijk opzet zwaar lichamelijk letsel
Mocht u anders dan de verdediging van oordeel zijn dat wel kan worden vastgesteld dat cliënt degene is geweest die het voorwerp dat op de ME-bus is geëxplodeerd, heeft gegooid, dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat vrijspraak behoort te volgen voor het onder 1 primair tenlastegelegde nu geen sprake is van opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van oogmerk op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Client had het vuurwerk in ieder geval niet zelf meegenomen en dus kan ook niet worden gesteld dat hij wist welk soort vuurwerk op de ME-bus is gegooid; het zou ook enkel een rookbom kunnen betreffen. Dat client zich bewust was van de aanmerkelijke kans op een explosie die zwaar lichamelijk letsel ten gevolg zou kunnen hebben, wordt dan ook betwist.
Hierbij kan niet onopgemerkt blijven dat niet bekend is wat voor soort voorwerp de explosie op de ME-bus heeft veroorzaakt. Uit het rapport blijkt dat het aangetroffen stuk kunststof afkomstig kan zijn van het explosieve voorwerp, maar welk soort voorwerp dit is, is niet te achterhalen, zelfs niet of het een fabrieksvoorwerp of een zelfgemaakt voorwerp betreft. Daarbij komt dat zelfs experts in het beeld van Italiaanse of Napolitaanse bommen, geen kunststof kan plaatsen (p. 31). Uit deze tegenstrijdige feiten kan in ieder geval worden geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld welk type voorwerp de explosie heeft veroorzaakt. Laat staan dat hieruit kan worden afgeleid dat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan.
In dit kader is eveneens relevant dat het voorwerp op een ME-bus is gegooid. Een ME-bus is een gepantserde voertuig dat niet zomaar is te beschadigen. Het is een zodanig voertuig dat uit het gegeven dat een hierop een exploderend voorwerp wordt gegooid, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de gooier bewust is dat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de inzittenden zou bestaan.
Zou er een aanmerkelijke kans hebben bestaan, dan kan niet worden vastgesteld dat deze is aanvaard. Uit het feit dat het voorwerp is gegooid, kan niet worden afgeleid dat daarmee ook de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij de inzittenden daadwerkelijk is aanvaard, zeker niet gezien het feit dat dit op een ME-bus is gegooid."
2.4.2.
Het Hof heeft daaromtrent het volgende overwogen en beslist:
"Uit eerdergenoemde verklaring van de getuige [getuige 2] , alsmede de op 20 december 2012 tegenover de politie afgelegde verklaring van de verdachte blijkt dat hij wist wat voor soort vuurwerkbom hij gegooid had. Door dergelijk zwaar vuurwerk op een ME-bus te gooien zonder zich ervan te vergewissen of er iemand in dat voertuig zat, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door de ontploffing van die bom op de bus zwaar lichamelijk letsel voor een inzittende het gevolg kon zijn. Dat er in casu geen gewonden zijn gevallen doet daar niet aan af en is zeker niet aan het handelen van de verdachte te danken.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen."
2.5.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
2.6.
Uit 's Hofs bewijsvoering kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De door het Hof in aanmerking genomen omstandigheid dat de verdachte "wist wat voor soort vuurwerkbom hij gegooid had" en dat hij dat vuurwerk op een ME-bus heeft gegooid "zonder zich ervan te vergewissen of er iemand in dat voertuig zat", vormt onvoldoende grond voor dat oordeel. Mede gelet op hetgeen door de verdediging in dat opzicht is aangevoerd - samengevat inhoudende dat een ME-bus een gepantserd voertuig is en dat de kans dat zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht aan [verbalisant 1] door het op die bus gooien van "een exploderend voorwerp" daarom niet aanmerkelijk was - had het Hof zijn oordeel nader dienen te motiveren. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 december 2015.