ECLI:NL:HR:2015:3401

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
14/04902
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overtreding relatiebeding voorafgaand aan einde arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de overtreding van een relatiebeding voorafgaand aan het einde van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Heering, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 juni 2014 uitspraak deed in de onderliggende zaak. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Groningen en het arrest van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De klachten konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoekster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op een totaal van € 4.191,34.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor partijen om zich aan de afspraken in een arbeidsovereenkomst te houden, inclusief eventuele relatiebedingen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

27 november 2015
Eerste Kamer
14/04902
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 525511 \ CV EXPL 11-14517 van de kantonrechter te Groningen van 4 januari 2012, 3 oktober 2012 en 24 april 2013;
b. het arrest in de zaak 200.129.238/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juni 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verzoekster] mede door mr. F.M. Dekker en voor [verweerder] mede door mr. J.T. van der Kroon.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.991,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
27 november 2015.