Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
27 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de overtreding van een relatiebeding voorafgaand aan het einde van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Heering, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 juni 2014 uitspraak deed in de onderliggende zaak. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Groningen en het arrest van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De klachten konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoekster verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op een totaal van € 4.191,34.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor partijen om zich aan de afspraken in een arbeidsovereenkomst te houden, inclusief eventuele relatiebedingen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.