Uitspraak
statutair gevestigd te [vestigingsplaats], kantoorhoudende te [plaats],
wonende en gevestigd te [plaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
27 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de vervoerder het mee teruggenomen verpakkingsmateriaal, ook wel 'fust' genoemd, heeft afgeleverd bij de afzender. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Haarlem en het arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de bewijslastverdeling in deze kwestie centraal staat. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 390,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.