ECLI:NL:HR:2015:3398

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
14/05434
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslastverdeling bij de beoordeling van het afgeleverd verpakkingsmateriaal door de vervoerder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de vervoerder het mee teruggenomen verpakkingsmateriaal, ook wel 'fust' genoemd, heeft afgeleverd bij de afzender. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Haarlem en het arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de bewijslastverdeling in deze kwestie centraal staat. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 390,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

27 november 2015
Eerste Kamer
14/05434
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats], kantoorhoudende te [plaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[verweerder] handelende onder de naam [A],
wonende en gevestigd te [plaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 555133 / CV EXPL 12-5458 van de kantonrechter te Haarlem van 21 november 2012 en 17 juli 2013;
b. het arrest in de zaak 200.134.403/01 van het gerechtshof Amsterdam van 22 juli 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 16 oktober 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 390,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
27 november 2015.