ECLI:NL:HR:2015:3368

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
14/03205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking en de grondslag van de vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking. De Hoge Raad behandelt de vraag of het oordeel van het Hof dat de verdachte opzettelijk wederrechtelijk een tas met cd's heeft toegeëigend, voldoende gemotiveerd is. De verdachte, die in het kader van een taakstraf werkzaam was bij het Kringloopcentrum, had de tas met cd's onder een papiercontainer geplaatst. Het Hof oordeelt dat er sprake was van een persoonlijke dienstbetrekking, wat betekent dat de verdachte in ondergeschiktheid werkte. De Hoge Raad bevestigt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is en dat de bewijsvoering toereikend is.

Daarnaast wordt de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf besproken. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de grondslag van de vordering heeft verlaten door te oordelen dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan andere strafbare feiten dan die waarop de vordering was gebaseerd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.

Uitspraak

24 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/03205
AJ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 januari 2014, nummer 20/002233-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 01/845030-13 onder 3 primair tenlastegelegde, voor zover inhoudende de onderdelen "zich wederrechtelijk heeft toegeëigend" en "uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking", niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 01/845030-13 onder 3 bewezenverklaard dat hij:
"Op 18 oktober 2012 te Helmond opzettelijk een tas met cd's, die toebehoorde aan Stichting Kringloopwinkel, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als magazijnmedewerker (in het kader van het uitvoeren van zijn taakstraf) onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"De rechtbank acht voor haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 23 oktober 2012 werd namens Stichting Kringloopwinkel, gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats] , aangifte gedaan. Aangeefster [aangeefster] heeft het volgende verklaard. Op 13 augustus 2012 is een man genaamd [verdachte] bij het Kringloopcentrum [...] komen werken. Hij is bij hen door de reclassering als taakgestrafte geplaatst. Op 18 oktober 2012 werd de papiercontainer, die buiten op het terrein van het Kringloopcentrum stond, leeg gemaakt. Op het moment van legen zag men onder de container een grote Coca Cola bigshopper liggen. In deze bigshopper zaten 58 cd’s. Op de camerabeelden zag aangeefster dat op 18 oktober 2012 in de ochtend, [verdachte] , met de Coca Cola bigshopper, via het magazijn naar de voorzijde van het pand liep, en via de deur bij het magazijn aan de voorzijde het pand verliet. Op de beelden ziet zij [verdachte] later terug in het magazijn, ditmaal zonder Coca Cola bigshopper. [verdachte] kon de goederen in het magazijn onder zich hebben gezien zijn werkzaamheden binnen de kringloop. Het is niet toegestaan dat hij goederen op deze wijze naar buiten brengt. Op verzoek werden de beelden aan verbalisant [verbalisant] getoond. Zijn bevindingen met betrekking tot de camerabeelden komen geheel overeen met die van aangeefster.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 18 oktober 2012 in het kader van een aan hem opgelegde taakstraf werkzaam was bij het Kringloopcentrum in [plaats] . Op die dag heeft hij een tas met cd's onder een papiercontainer buiten op het terrein van het kringloopcentrum geplaatst.
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking ontkend. Volgens verdachte had een medewerker van het kringloopcentrum een dag eerder daar een bokszak gestolen. Diezelfde medewerker had op 18 oktober 2012 de betreffende tas met cd’s klaargezet om weg te nemen. Verdachte wilde die medewerker een poets bakken en heeft daarom de tas met cd’s buiten onder de papiercontainer geplaatst. Volgens verdachte is het nooit zijn bedoeling geweest om de tas met cd’s zich wederrechtelijk toe te eigenen dan wel weg te maken. Hij was van plan om op een later moment aan die medewerker te vertellen waar hij de tas had neergelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, het opzet van verdachte was gericht op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de tas met cd's. Door de cd's op het buitenterrein onder de papiercontainer te verstoppen, heeft verdachte de tas met cd's aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, de Kringloopwinkel, onttrokken. De rechtbank acht de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden. De verklaring van verdachte is volstrekt oncontroleerbaar, nu hij de naam van de medewerker die volgens hem de tas met cd's zou hebben klaargezet niet wenst te noemen. De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking."
2.3.1.
Het oordeel van het Hof dat de verdachte opzettelijk wederrechtelijk zich de tas met cd's heeft toegeëigend door daarover zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester te gaan beschikken, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte die tas met cd's "buiten onder de papiercontainer heeft geplaatst" en dat geoordeeld is dat de verklaring die de verdachte voor dat handelen heeft gegeven, ongeloofwaardig en niet aannemelijk is geworden. Dat de bewijsvoering niet inhoudt dat de verdachte die tas met cd's buiten het perceel van de Kringloopwinkel heeft gebracht, doet, anders dan het middel wil, daaraan niet af.
2.3.2.
Van een persoonlijke dienstbetrekking als bedoeld in art. 322 Sr is sprake indien iemand werkzaam is in ondergeschiktheid. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval. Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte sedert 13 augustus 2012 werkzaam was bij het Kringloopcentrum [...] in het kader van de tenuitvoerlegging van een hem opgelegde taakstraf en dat hij op 18 oktober 2012 in het Kringloopcentrum belast was met magazijnwerkzaamheden. Daaruit heeft het Hof, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting, kunnen afleiden dat tussen de verdachte en Kringloopcentrum [...] een 'persoonlijke dienstbetrekking' als bedoeld in art. 322 Sr bestond. Dat oordeel is toereikend gemotiveerd.
2.3.3.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel is gericht tegen de toewijzing door het Hof van de vordering tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte onder parketnummer 01/825537-09 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
3.2.
Voor zover het middel klaagt over het impliciete oordeel van het Hof dat de Officier van Justitie ontvankelijk is in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van die straf, faalt het op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 14 en 15.
3.3.
Het middel klaagt voorts dat het Hof die vordering ten onrechte heeft toegewezen.
3.4.
De stukken van het geding houden, voor zover hier van belang, het volgende in:
( i) bij inleidende dagvaarding met parketnummer 01/845181-13 is de verdachte gedagvaard om ter zake van diefstal terecht te staan ter terechtzitting van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 10 juni 2013;
(ii) voorts is de verdachte bij inleidende dagvaarding met parketnummer 01/845030-13 tegen diezelfde terechtzitting gedagvaard om terecht te staan ter zake van 1. poging tot diefstal, 2. gekwalificeerde diefstal, 3. verduistering in dienstbetrekking, 4. (medeplichtigheid aan) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod en 5. (medeplichtigheid aan) diefstal;
(iii) voorts is de verdachte onder vermelding van parketnummer 01/825537-09 voor diezelfde terechtzitting opgeroepen voor de behandeling van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, opgelegd bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 januari 2010. Deze vordering houdt, voor zover hier van belang, in: "dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierboven genoemde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met parketnummer: 01/845181-13";
(iv) ter terechtzitting van 10 juni 2013 heeft de Rechtbank de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte zaken met parketnummers 01/845181-13 en 01/845030-13. De Rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 24 juni 2013 veroordeeld ter zake van het feit in de zaak met parketnummer 01/845181-13 en de feiten 1, 3 (primair) en 4 ( primair) in de zaak met parketnummer 01/845030-13. Voorts heeft zij de bovengenoemde vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden afgewezen;
( v) ter terechtzitting in hoger beroep heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof gevorderd dat - voor zover van belang - het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen ter zake van het bij parketnummer 01/845181-13 en het bij parketnummer 01/845030-13 onder 1, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde en de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01/825537-09 zal toewijzen.
3.5.
Het Hof, dat het vonnis van de Rechtbank heeft bevestigd behalve wat betreft de beslissing tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01/825537-09, heeft die vordering toegewezen en daartoe het volgende overwogen:
"Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant van 6 mei 2013, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 januari 2010 onder parketnummer 01-825537-09 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, is het hof van oordeel, dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd (te weten: van 11 februari 2010 tot en met 11 februari 2013) aan strafbare feiten, te weten: de bij parketnummer 01/845030-13 onder 1., 3. en 4. primair bewezen verklaarde feiten, heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast."
3.6.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte onder parketnummer 01/825537-09 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is blijkens de stukken gegrond op het feit tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 01/845181-13. Niet is gebleken dat de Advocaat-Generaal bij de behandeling van de zaak in hoger beroep de grondslag van de vordering tot tenuitvoerlegging aldus heeft gewijzigd dat zij erop is komen te berusten dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten die in de zaak 01/845030-13 zijn tenlastegelegd. Derhalve heeft het Hof, door te oordelen als onder 3.5 weergegeven, de grondslag van de vordering verlaten. Voor zover het middel hierover klaagt is het terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 01/825537-09;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. van Splinter-Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2015.