ECLI:NL:HR:2015:3358

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
14/04590
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding benadeelde partij na poging tot inbraak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor een poging tot inbraak in woningen aan de [a-straat] in Amsterdam. De benadeelde partij, [A] BV, had een vordering ingediend voor schadevergoeding als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Het Hof had de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.400,-, terwijl de verdachte was vrijgesproken van de poging tot inbraak in een derde woning. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreekse schade had geleden en dat de kosten van herstel voor rekening van de benadeelde partij kwamen. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat de vordering van de benadeelde partij ook de in rekening gebrachte BTW omvatte, wat in cassatie niet kon worden aangevochten. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van schadevorderingen in het strafrecht en de rol van de Hoge Raad in het toetsen van de rechtmatigheid van lagere rechterlijke uitspraken.

Uitspraak

24 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/04590
LBS/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 10 juni 2014, nummer 23/002528-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, en tot terugwijzing van de zaak opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel bevat onder meer de klacht dat het oordeel van het Hof dat [A] BV rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 4 februari 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een of meer woningen, gelegen aan [a-straat] 160 en 162, goederen van hun gading en/of geldsommen weg te nemen, toebehorende aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woningen te verschaffen en die weg te nemen goederen van hun gading en/of die geldsommen onder hun bereik te brengen door middel van braak, naar voornoemde woningen zijn gegaan en vervolgens
- eenmaal of meermalen hebben aangebeld bij perceel 162 en vervolgens
- de cilinder van het voordeurslot van perceel 162 hebben verwijderd en vervolgens
- meermalen een scherp en/of puntig voorwerp in het voordeurslot van perceel 162 hebben gestoken en vervolgens
- meermalen met dat scherpe en/of puntige voorwerp het voordeurslot van perceel 162 hebben getracht open te draaien en vervolgens
- naar de voordeur van perceel 160 zijn gegaan en vervolgens
- een schroef in het voordeurslot van perceel 160 hebben gedraaid en vervolgens
- tegen de voordeur van perceel 160 hebben geduwd en vervolgens
- tegen de voordeur van perceel 160 hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel.
"4. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL134H 2013028724-1 van 4 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (p. 25 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Ik was vandaag, 4 februari 2013 in mijn woning aan het [a-straat] 162 te Amsterdam, aanwezig. Ik hoorde op een gegeven moment dat de deurbel meerdere malen achter elkaar ging. Ik hoorde meteen na het meerdere malen bellen dat het slot van de deur geluid maakte. Ik hoorde metaal tegen metaal knarsen in het slot. Toen ik eenmaal bij de voordeur aangekomen was keek ik via de oculair en ik zag dat er drie mannelijke personen aan de buitenzijde van de voordeur waren. Ik zag dat er een mannelijk persoon met een rode jas knielde voor mijn voordeur.
(...)
Ik hoorde op een gegeven moment dat er iets aan de binnenzijde van de voordeur op de grond viel. Toen ik naar beneden keek zag ik dat er naast mijn voet een deel van het slot van de voordeur op de grond lag. Ik voelde toen ik de deur tegenhield dat er druk werd uitgeoefend op de deurklink welke ik vasthield. Ik voelde dat de mannen bij de voordeur meerdere malen het slot probeerden te openen, want ik hoorde het slot een aantal keer draaien. (..) Ik zag dat ze bij elkaar gingen staan en dat ze met elkaar spraken.
Ik zag door het oculair dat ze bij de deur van de buren van perceel 160 gingen staan en ik zag dat de man met de rode jas (NNI) op zijn knieën zat en aan het slot zat. Ik zag dat ze probeerden de deur te forceren en ik hoorde een geluid dat leek op een scheurend en krassend geluid. Ik zag dat de man met de rode jas (NNI) met zijn lichaam probeerde de deur van de buren open te duwen. En ik zag toen dat niet lukte, dat de man die fors van postuur (NN2) was een trap tegen de deur gaf. Ik zag dat de deur bij de buren niet opende. Ik zag dat de mannen weer bij elkaar kwamen en hierna via de trap weggingen."
2.2.3.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een voegingsformulier op naam van [A] BV met bijlage. Dit formulier houdt in:
"Schade
(...)
Omschrijving bedrag nummer bijlage
zie offerte DZM 130009 € 3764,89 1
(...)"
De bijlage houdt in:
"DZM Vastgoed Onderhoud
Betreft:
[a-straat] 158-160-162 Amsterdam
Herstel inbraakschade
Offerte DZM 130009
Amsterdam 13-02-2013
Geachte heer Gloudemans,
In dank voor de door u gevraagde offerte voor onderstaande werkzaamheden in bovenstaand project komen wij tot de volgende prijsstelling
Werkzaamheden
Leveren en plaatsen 3 noodcilinders nrs 158-160-162
Verwijderen en afvoeren WTD nr 160
Leveren en monteren WTD inclusief H&S nr 160
Herstel kozijn nr 160
Schilderwerk kozijn in bestaande kleur. nr. 160
Leveren en plaatsen 3 knopcilinders op certificaat.
nrs 158-160-162
Leveren en plaatsen 2 meerpuntsluitingen. nrs 158-62
Totaal kosten 3096
Car verzekering 0,5% 15,48
Sub totaal exclusief BTW 3111,48
BTW 21% 653,41
Totaal inclusief BTW 3.764,89
Met vriendelijke groet,
DZM Vastgoed Onderhoud."
2.2.4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij verklaart - zakelijk weergegeven -: (...)
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij: ik vind het onbegrijpelijk dat dit schadeformulier klakkeloos wordt geaccepteerd. De vordering is onduidelijk en niet eenvoudig van aard. 'WTD' en 'H&S' staan onder andere als kostenpost opgenomen, maar ik heb geen idee wat dit betekent. Bovendien is het een offerte, dus het is onduidelijk of deze kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Het is daarnaast de vraag of degene die dit schadeformulier heeft getekend gemachtigd was om op te treden. Mijn cliënt krijgt de volle schadeclaim in zijn schoenen geschoven, want de medeverdachten zullen niet in staat zijn dit op te brengen.
(...)
De raadsman voert het woord in dupliek en verklaart - zakelijk weergegeven -:
De voorzitter zegt dat WTD staat voor 'witte toegangsdeur'. Dat zou kunnen, maar we weten het niet zeker. Hang- en sluitwerk vind ik goed gevonden. Het is niet duidelijk geworden dat het nodig was de deur in zijn geheel te vervangen. In ieder geval is onvoldoende gespecificeerd welke kosten voor welk onderdeel zijn gemaakt. In hoger beroep had de benadeelde partij dit makkelijk uitgebreider kunnen specificeren, maar dit is nagelaten."
2.3.
Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij [A] BV toegewezen tot een bedrag van € 2.400,- en de verdachte voorts veroordeeld dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [A] BV. Het Hof heeft in dit verband het volgende overwogen:
"Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De vordering is namens de bewoners van de betrokken woningen opgesteld op basis van pogingen tot het plegen van inbraken in drie woningen. Aangezien het hof enkel de pogingen tot het plegen van inbraken in twee woningen gelegen aan het [a-straat], te weten de nummers 160 en 162, bewezen acht, heeft het hof de hoogte van het toe te wijzen bedrag in redelijkheid vastgesteld op € 2.400,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 2.400,00 zal worden toegewezen. Aangezien de verdachte voor de poging tot het plegen van een woninginbraak bij nummer 158 wordt vrijgesproken, is de verdachte niet gehouden tot vergoeding van deze schade, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze."
2.4.
Bij de stukken van het geding bevindt zich voorts een proces-verbaal van aangifte van 5 februari 2013, dat onder meer inhoudt als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben namens de benadeelde, [A] BV, gerechtigd tot het doen van aangifte terzake poging inbraak bij de woning [a-straat] 158 te Amsterdam. Op de deur van 158 zag ik zwarte vegen die veroorzaakt zijn door sporenonderzoek. Ik schat de totale schade van de drie woningen tussen de € 3000,- en € 3.500,-."
2.5.
Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de kosten van het herstel van de schade aan de woningen gelegen aan het [a-straat] 160 en 162 voor rekening komen van [A] BV. Dat oordeel is, gelet op het in proces-verbaal van aangifte ter zake van de poging tot inbraak in de woning [a-straat] 158, dat het Hof niettegenstaande de vrijspraak van die poging tot woninginbraak bij zijn beoordeling te dezen heeft kunnen betrekken, en (de bijlage bij) het voegingsformulier, niet onbegrijpelijk. Daarvan uitgaande is het oordeel van het Hof dat [A] BV rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten evenmin onbegrijpelijk. Voor zover het middel daarover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld.
2.6.
In cassatie kan niet met vrucht voor het eerst worden geklaagd dat de vordering van de benadeelde partij ten onrechte ook de in rekening gebrachte BTW omvat, aangezien dit een onderzoek van feitelijke aard vergt. Ook in zoverre faalt het middel.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2015.