ECLI:NL:HR:2015:3337

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
15/03680
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid van beroep in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie door de verzoeker, die in een faillissementszaak betrokken was. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 30 juli 2015 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen, waaronder het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 9 december 2014, en de beschikking van het hof die aan de Hoge Raad was gehecht. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de verzoeker onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, en dat de klachten die zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft deze argumenten overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president van de Hoge Raad, E.J. Numann, en is een belangrijke uitspraak in het kader van faillissementsrecht en de ontvankelijkheid van cassatieberoepen.

Uitspraak

20 november 2015
Eerste Kamer
15/03680
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
verblijvende te [plaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/14/148 F van de rechtbank Midden-Nederland van 9 december 2014;
b. de beschikking in de zaak 200.161.398/01 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juli 2015.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot toepassing van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 22 oktober 2015 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4-7).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
20 november 2015.