In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vervangende toestemming tot verhuizing van een minderjarig kind naar Italië. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 11 november 2014, waarin de vrouw, verweerster in cassatie, de verhuizing van het kind naar Italië had aangevochten. De man was van mening dat de verhuizing in het belang van het kind was en dat het ouderschapsplan hierin een belangrijke rol speelde. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, die de context van de zaak schetsen. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent had in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de man niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand blijft.