ECLI:NL:HR:2015:3331

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
14/04586
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wanbeleid grootaandeelhouder en eisen aan enquêteprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een enquêteprocedure. De zaak betreft een verzoeker die in cassatie ging tegen de beschikkingen van het gerechtshof Amsterdam. De kern van het geschil draait om de beschuldigingen van wanbeleid door een grootaandeelhouder, die de besluitvorming over financiering blokkeerde. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van het hof en stelt vast dat de klachten van de verzoeker niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en oordeelt dat het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt. Tevens wordt de verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.002,14, verdeeld over de verschillende partijen. Deze uitspraak benadrukt de eisen die aan onderzoek en rapportage in een enquêteprocedure worden gesteld, en bevestigt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid en rechtsontwikkeling.

Uitspraak

20 november 2015
Eerste Kamer
14/04586
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. E.M. Tjon-En-Fa,
t e g e n
1. ERASMUS MC HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
e n t e g e n
2. [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie, verzoekers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. W.H. van Hemel.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] , verweerder onder 1 als Erasmus Holding en verweerders onder 2 en 3 als [verweerders]

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de beschikkingen in de zaak 200.111.214/01 OK van het gerechtshof Amsterdam van 18 oktober 2012, 22 oktober 2012, 3 december 2012, 4 december 2012, 27 juni 2013 en 16 juli 2013;
de beschikking met de zaaknummers 200.132.040/01 OK en 200.132.040/02 OK van het gerechtshof Amsterdam van 13 juni 2014.
De beschikking van 13 juni 2014 is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikkingen van het hof van 18 december 2012 en 13 juni 2014 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Erasmus Holding en [verweerders] hebben ieder voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Het cassatierekest en de verweerschriften tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep; Erasmus Holding en [verweerders] hebben de Hoge Raad tevens verzocht de zaak op de voet van art. 420 RV zelf af te doen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Erasmus Holding begroot op € 815,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerders] begroot op € 387,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
20 november 2015.