Uitspraak
1.De procedure
2.De ontvankelijkheid van het verzoek
3.Beslissing
20 november 2015.
Hoge Raad
Op 20 november 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die eerder beroep in cassatie had ingesteld in een andere zaak (15/02759). De verzoeker had op 10 november 2015 een verzoek tot wraking ingediend van de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, die op 30 oktober 2015 de beslissing in de hoofdzaak zouden uitspreken. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking is gedaan nadat de uitspraak in de hoofdzaak al was gedaan. Volgens de geldende wetgeving is het niet mogelijk om een wrakingsverzoek in te dienen nadat er al een uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Dit betekent dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren C.A. Streefkerk en V. van den Brink, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.