ECLI:NL:HR:2015:3327

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
15/05214
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking niet mogelijk na uitspraak in de hoofdzaak

Op 20 november 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die eerder beroep in cassatie had ingesteld in een andere zaak (15/02759). De verzoeker had op 10 november 2015 een verzoek tot wraking ingediend van de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, die op 30 oktober 2015 de beslissing in de hoofdzaak zouden uitspreken. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking is gedaan nadat de uitspraak in de hoofdzaak al was gedaan. Volgens de geldende wetgeving is het niet mogelijk om een wrakingsverzoek in te dienen nadat er al een uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Dit betekent dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren C.A. Streefkerk en V. van den Brink, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

20 november 2015
Nr. 15/05214
Beslissing
van de Vierde kamer van de Hoge Raad der Nederlanden naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen raadsheren in de Hoge Raad, ingediend door [X] te [Z], verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

1.1
Verzoeker heeft beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de Hoge Raad is ingeschreven onder het nummer 15/02759.
1.2
Bij brief van 22 oktober 2015 is aan verzoeker meegedeeld dat op 30 oktober 2015 de beslissing in die zaak in het openbaar zal worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat het arrest zal worden gewezen door de leden C. Schaap, M.A. Fierstra en Th. Groeneveld.
1.3
Bij op 10 november 2015 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van, naar de Hoge Raad verstaat, de hiervoor in 1.2 vermelde leden van de Hoge Raad.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gedaan nadat in de desbetreffende zaak uitspraak was gedaan. Nu de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking nadat reeds uitspraak is gedaan in de hoofdzaak, dient verzoeker in zijn verzoek met betrekking tot die zaak niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren C.A. Streefkerk en V. van den Brink, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op
20 november 2015.