Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het derde middel
3.Slotsom
4.Beslissing
17 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 9 juli 2014. De verdachte had op 2 juli 2014 een dagvaarding ontvangen om te verschijnen op de terechtzitting, maar de in artikel 413, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voorgeschreven termijn van tien dagen was niet in acht genomen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de termijn wel in acht was genomen. De akte van uitreiking toont aan dat de dagvaarding op de juiste wijze was uitgereikt, maar dat de termijn niet was gerespecteerd. Dit verzuim is zo ernstig dat het leidt tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de zaak. De Hoge Raad volgt deze conclusie en vernietigt de uitspraak van het Hof, waarbij de overige middelen geen bespreking behoeven. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam om opnieuw te worden berecht en afgedaan.