Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
13 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest was eerder gewezen op 21 augustus 2015 en betrof een geschil dat zijn oorsprong vond in een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 juni 2015. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.