ECLI:NL:HR:2015:3243

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 november 2015
Publicatiedatum
6 november 2015
Zaaknummer
15/02572
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot cassatie wegens ontbrekende handtekening advocaat

Op 6 november 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/02572. Het geding betreft een verzoek tot cassatie dat op 1 juni 2015 door de verzoeker is ingediend. De verzoeker, die in de uitspraak niet bij naam wordt genoemd, heeft zijn verzoekschrift ingediend zonder de vereiste handtekening van een advocaat bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot cassatie.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel vereist dat een verzoekschrift tot cassatie ondertekend moet zijn door een advocaat die bevoegd is om bij de Hoge Raad op te treden. De Hoge Raad heeft opgemerkt dat het verzuim kan worden hersteld door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, maar dan wel ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad binnen twee weken na de indiening. De verzoeker heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Gelet op het bovenstaande heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep. De beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot, en de uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk en V. van den Brink.

Uitspraak

6 november 2015
Eerste Kamer
15/02572
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] .

1.Het geding

Bij verzoekschrift van 1 juni 2015 heeft [verzoeker] een verzoek tot cassatie ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn verzoek.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 1 juni 2015 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raads-heren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
6 november 2015.