ECLI:NL:HR:2015:3193

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
14/04901
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontslag op staande voet en weigering medewerking aan bloedtest

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een ontslag op staande voet. De eiser, wonende in Duitsland, had zijn werkgever, Ridderikhoff Brandpreventie & Safety B.V. (thans G4S Fire & Safety B.V.), aangeklaagd na zijn ontslag. Het ontslag was gebaseerd op de weigering van de werknemer om medewerking te verlenen aan een bloedtest, waarbij hij zich beriep op de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de belangenafweging tussen de werkgever en de werknemer in het licht van artikel 11 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) meegenomen.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter en het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waaruit blijkt dat de werknemer in eerdere instanties niet in het gelijk was gesteld. De advocaat-generaal P. Vlas had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in ontslagzaken.

Uitspraak

30 oktober 2015
Eerste Kamer
14/04901
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
RIDDERIKHOFF BRANDPREVENTIE & SAFETY B.V., thans genaamd G4S Fire & Safety B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en G4S.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 347294 CV EXPL 09/3677 van de kantonrechter te Sittard-Geleen van 3 maart 2010, 15 september 2010 en 24 augustus 2011;
b. het arrest in de zaak HD 200.098.577/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 10 juni 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
G4S heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor G4S toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] en mr. Den Dekker hebben bij brief van 25 september 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van G4S begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
30 oktober 2015.