ECLI:NL:HR:2015:3097

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
15/02852
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake goede trouw en onschuldpresumptie in het kader van de WSNP

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 18 juni 2015 was gewezen. Het hof had eerder een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 april 2015 bekrachtigd. De Hoge Raad verwijst naar de relevante stukken van het geding in feitelijke instanties, waaronder het vonnis en het arrest van het hof.

De kern van het geschil draait om de toepassing van artikel 288 lid 1 aanhef en onder b van de Faillissementswet (Fw), dat betrekking heeft op de goede trouw in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Verzoekster heeft in haar cassatieberoep klachten aangevoerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van verzoekster heeft hierop gereageerd.

De Hoge Raad concludeert dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoekster, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

16 oktober 2015
Eerste Kamer
15/02852
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [plaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/02/296040/FT RK 15/389 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 april 2015;
b. het arrest in de zaak HV 200.168.798/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 juni 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 3 september 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
16 oktober 2015.