ECLI:NL:HR:2015:3096

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
15/02827
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van goede trouw

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verzoeker, die in eerste instantie een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling had ingediend. Dit verzoek was afgewezen door de rechtbank Den Haag op 21 april 2015, en het gerechtshof Den Haag had deze afwijzing op 16 juni 2015 bevestigd. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, stelde dat de afwijzing onterecht was en dat hij voldeed aan de eisen voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, zoals vastgelegd in artikel 288 lid 1 aanhef en onder b van de Faillissementswet (Fw), dat betrekking heeft op de goede trouw van de verzoeker.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman gevolgd, die had geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de eisen voor toelating tot de schuldsaneringsregeling en de toepassing van het begrip goede trouw in het insolventierecht.

Uitspraak

16 oktober 2015
Eerste Kamer
15/02827
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/480030/FT RK 14/2710 van de rechtbank Den Haag van 21 april 2015;
b. het arrest in de zaak 200.168.950/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 juni 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend rekest zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 4 september 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet
nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
16 oktober 2015.