ECLI:NL:HR:2015:3089

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
15/03544
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake Kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbenden [Z] tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 22 juni 2015, nr. UTR 14/6406-V. De zaak betreft een verzet van [X2] tegen een beschikking inzake Kinderopvangtoeslag. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter, voor zover dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank openstelt, aangezien het geschil betrekking heeft op een besluit onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR). Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. Het arrest is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015. Tevens wordt het door belanghebbenden betaalde griffierecht van € 123 door de Griffier van de Hoge Raad aan hen teruggegeven.

Uitspraak

16 oktober 2015
Nr. 15/03544
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1] en [X2]te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Midden-Nederlandvan 22 juni 2015, nr. UTR 14/6406-V, op het verzet van [X2] tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende een beschikking Kinderopvangtoeslag.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank die is gedaan in een geschil betreffende een besluit als de onderhavige ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR). Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015.
Het door belanghebbenden als griffierecht betaalde bedrag van € 123 wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbenden teruggegeven.