ECLI:NL:HR:2015:3063

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
14/06344
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door de Hoge Raad

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 13 februari 2014, met nummer 22/001755-12. De verdachte, geboren in 1979, heeft geen schriftuur ingediend en heeft derhalve geen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur door een raadsman heeft ingediend, zoals vereist volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft op 13 oktober 2015 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier J.D.M. Hart aanwezig was. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke termijnen en procedures in het strafrecht, en bevestigt dat het niet indienen van een schriftuur leidt tot niet-ontvankelijkheid in het beroep.

Uitspraak

13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/06344
EC/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 februari 2014, nummer 22/001755-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2015.